FORUM - 1 havo/vwo - Burgers & stoommachines

Woorden in deze lijst (51)

Origineel

kolonie: Gebied buiten het eigen land waar mensen heen gaan om er te wonen of om de plaatselijke bevolking te overheersen, het gebied te besturen, grondstoffen te vinden en handel te drijven.
industrie: Producten maken met behulp van machines.
macht: Vermogen om anderen te laten doen wat jij wilt.
textielnijverheid: Maken van geweven stoffen.
plantagekolonie: Kolonie waarin plantages de belangrijkste vorm van landbouw zijn.
bevolkingsgroei: Toename van het aantal mensen dat in een gebied woont, ofwel doordat er meer mensen geboren worden dan er sterven, ofwel doordat er meer mensen komen wonen.
cultuur: Alles wat te maken heeft met wat mensen bedenken, waar ze in geloven, wat hun gewoonten zijn en wat ze mooi of lelijk vinden. Kan ook gelden voor een bepaald volk of een bepaalde groep.
mijnbouw: Manier om fossiele grondstoffen te verkrijgen door schachten en tunnels te graven.
fabriek: Plaats waar producten worden gemaakt met behulp van mechanisatie.
loonarbeider: Iemand die in loondienst is en betaald wordt voor zijn werk.
productie: Het maken of opleveren van goederen.
ambachtsman: Iemand die met handwerk een product maakt in een klein eigen bedrijf.
arbeidsdeling: Het werk verdelen in kleine taken die elk door een aparte arbeider worden gedaan.
mechanisatie: Gebruikmaken van machines om iets te maken.
kanaal: Vaarweg die door mensen gegraven is.
transport: Vervoer.
spoorweg: Met ijzeren staven aangelegde route waarop een trein of tram kan rijden.
infrastructuur: Verbindingen die mensen in een bepaald gebied gebruiken, zoals wegen, spoorwegen, vaarwegen, stations, havens, kabelnetwerken, riolering en luchtverbindingen.
Industriële Revolutie: Overgang van een samenleving waarin landbouw het belangrijkste middel van bestaan is naar een industriële samenleving.
revolutie: Totale en ingrijpende verandering.
industrialisatie: Invoeren van industrie.
energie: Het vermogen om licht, warmte of beweging te maken: een krachtbron.
fossiel: Iets wat in de grond gevonden wordt.
elektriciteit: Manier om energie over te brengen via een metalen draad, zodat dat een lamp gaat branden of een machine gaat draaien.
verstedelijking: Groei van bestaande steden en bouw van nieuwe steden.
industriële samenleving: Samenleving waarin industrie het belangrijkste middel van bestaan is.
middel van bestaan: Datgene waar je van leeft, waar je je brood mee verdient.
massaproductie: In grote hoeveelheden goederen produceren.
massaconsumptie: In grote hoeveelheden goederen aankopen voor eigen gebruik.
afkomst: De familie of het volk waarvan iemand afstamt.
aandeel: Bewijs dat je voor een deel eigenaar bent van een bedrijf waarin je geld hebt geïnvesteerd.
handelskapitalisme: Kapitalisme waarbij geld geïnvesteerd wordt in handel.
kapitalisme: Economisch systeem waarin mensen investeren in bedrijven waarin ze zelf niet werken, waardoor hun kapitaal iets wordt waarmee ze geld verdienen.
aandelenbeurs: Plaats waar aandelen kunnen worden gekocht en verkocht.
financieren: Zorgen voor het geld dat ergens voor nodig is.
fusie: Samenvoeging van twee of meer bedrijven tot één bedrijf.
handel: Kopen en verkopen van producten.
specerijen: Geur- en smaakstoffen van planten gemaakt, zoals peper, kaneel, of kruidnagels.
plantage: Groot landbouwbedrijf waarop één product wordt verbouwd dat in Europa niet kan groeien maar dat Europeanen wel graag willen hebben, bijvoorbeeld koffie of katoen.
grondstof: Stof waarmee je een product maakt.
techniek: Kennis om iets ingewikkelds in elkaar te zetten. Ook: toepassingen van zulke kennis om apparaten te bedenken en te bouwen.
modern imperialisme: Imperialisme van een industriële samenleving.
imperialisme: Veroveren van koloniën om handel te kunnen drijven.
handelsimperialisme: Kapitalisme waarbij geld geïnvesteerd wordt in handel.
afzetmarkt: Plaats waar producten worden verkocht.
missionaris: Iemand die eropuit gestuurd wordt om de christelijke godsdienst te verspreiden.
christendom: Godsdienst van de volgelingen van Jezus Christus, een joods godsdienstig leider die met zijn optreden het begin van de jaartelling inluidde.
godsdienst: Geloof in één of meer goden en verering van die god of goden.
bestuur: Besturen van een gebied.
inheems: Thuis horend in een bepaald land, uit dat land afkomstig.
indirect bestuur: Bestuur dat niet direct tegen een bevolking gezet moet worden, maar daarvoor gebruikmaakt van inheemse vorsten.