BS3

Madelief

Woorden in deze lijst (22)

Origineel

Evolutie: De geleidelijke ontwikkeling van soorten over heel veel tijd.
Genexpressie: Het tot uiting komen van genen in het fenotype.
De neodarwinistische evolutietheorie: Verklaart hoe erfelijke eigenschappen van populaties kunnen veranderen en er nieuwe soorten kunnen ontstaan.
Survival of the fittest (natuurlijke selectie): De best aangepaste organismen kunnen zich voortplanten en geven vervolgens hun genen door aan hun nakomelingen.
Genetische variatie: Verschillen in genotype binnen een populatie door het gevolg van recombinatie en mutatie.
Natuurlijke selectie is mogelijk doordat…: De organismen van een populatie een grote genetische variatie hebben.
Recombinatie: Het herverdelen van erfelijke eigenschappen. Dit vindt plaats door meiose en geslachtelijke voortplanting, hierdoor ontstaat bij de bevruchting een nieuw genotype.
Mutaties: Verandering van het DNA door fouten bij replicatie of onder invloed van stoffen, straling of virussen. Gemuteerde genen kunnen dan in de voortplantingscellen terechtkomen en worden doorgegeven aan nakomelingen.
Een geleidelijke verandering van een soort komt dus tot stand door:: 1. Genetische variatie die is ontstaan door mutatie en recombinatie 2. Natuurlijke selectie, waarbij de best aangepaste organismen overleven 3. Voorplanting, waarbij de organismen die minder goed zijn aangepast niet zullen overleven en hun genen niet kunnen doorgeven. Dus de ‘betere’ genen zullen worden door gegeven, omdat deze organismen nog leven om ze door te kunnen geven d.m.v. voortplanting.
Selectiedruk: De invloed van milieufactoren op de genetische variatie in een populatie.
Selectiedruk laag…: Meer varianten blijven in leven.
Selectiedruk hoog…: Zullen de indiviuen die minder goed zijn aangepast sneller sterven.
Fitness: Voortplantingssucces, de mate waarin je je genen kan doorgeven.
Adaptatie: Mate van aanpassing van een populatie aan de omgeving.
Creationisme: Mensen die ervan uitgaan dat god de aarde heeft geschapen.
Meiose: Proces waarbij het aantal chromosomen van een cel wordt gereduceerd.
Overlevingskans: Kans van een organisme op overleven en het voortbrengen van nakomelingen.
Genexpressie: Het tot uiting komen van genen in het fenotype.
Genen: Stukjes DNA die coderen voor een eigenschap.
Geslachtelijke voortplanting: Door celfusie ontstaan nakomelingen met erfelijke eigenschappen van beide ouders.
Genotype: Verzameling van alle erfelijke informatie van een organisme.
Fenotype: Alle waarneembare eigenschappen van een organisme.