THÈME 5 C'est une aventure !
Woorden in deze lijst (106)
Origineel
- les vacances
- de vakantie
- le voyage
- de reis
- arriver
- aankomen
- partir
- vertrekken
- le départ
- het vertrek
- la voiture
- de auto
- le train
- de trein
- le vélo
- de fiets
- l'avion
- het vliegtuig
- l'aéroport
- het vliegveld
- la gare
- het station
- visiter
- bezoeken
- aller
- gaan
- découvrir
- ontdekken
- rencontrer
- ontmoeten
- l'activité
- de activiteit
- Il pleut.
- Het regent.
- Il fait chaud.
- Het is warm.
- Il fait froid.
- Het is koud.
- Il fait beau.
- Het is mooi weer.
- partir en vacances
- op vakantie gaan
- voyager
- reizen
- l'été
- de zomer
- passer
- doorbrengen
- je vais y aller
- ik ga erheen
- rêver
- dromen
- je rêve
- ik droom
- réserver une chambre
- een kamer reserveren
- beaucoup
- veel
- en avion
- met het vliegtuig
- en bateau
- met de boot
- le Portugal
- Portugal
- le pays
- het land
- l'Allemagne
- Duitsland
- la mer
- de zee
- nager
- zwemmen
- beau
- mooi (m)
- belle
- mooi (v)
- vivre
- leven
- je vis
- ik leef
- espérer
- hopen
- j'espère
- ik hoop
- dormir
- slapen
- avoir besoin de
- nodig hebben
- la valise
- de koffer
- les bagages
- de bagage
- le quai
- het perron
- une horloge
- een klok
- beaucoup de monde
- veel mensen
- ouvrir
- openen
- ouvert
- open/geopend
- dire au revoir
- dag zeggen
- l'animateur
- de begeleider
- dormir
- slapen
- disparu
- verdwenen/weg
- arriver
- aankomen/arriveren
- arrivé
- aangekomen/gearriveerd
- tout le monde
- iedereen
- premier
- eerste
- dernier
- laatste
- à dix heures et demie
- om half elf
- dans quelques minutes
- over een paar minuten
- dans une heure
- over een uur
- à minuit
- om twaalf uur 's nachts
- bientôt
- gauw
- j'ai envie
- ik heb zin
- je n'ai pas envie
- ik heb geen zin
- avoir peur
- bang zijn
- j'ai peur
- ik ben bang
- vite
- snel
- tout près de
- vlak blij
- quelque chose
- iets
- le musée
- het museum
- le château
- het kasteel
- le jeu
- het spel
- sans
- zonder
- essayer
- proberen
- fermer
- sluiten
- enfermer
- opsluiten
- attendre
- wachten/opwachten
- s'échapper
- ontsnappen
- sortir
- naar buiten gaan/uitgaan
- trouver
- vinden
- la réponse
- het antwoord
- acheter
- kopen
- peut-être
- misschien
- passer
- doorbrengen
- une glace
- een ijsje
- une boule
- een bolletje
- un cornet
- een hoorntje
- un petit pot
- een bekertje
- un parfum
- een smaak
- la fraise
- de aardbei
- la vanille
- de vanille
- la noisette
- de hazelnoot
- le yaourt
- de yoghurt
- le cassis
- de zwarte bes
- la sauce au chocolat
- de chocoladesaus
- la chantilly
- de slagroom
- combien
- hoeveel
- avec
- met
- s'il vous plaît
- alstublieft (als je iets vraagt)
- voilà !
- alstublieft (als je iets geeft)
- prendre
- nemen
- choisir
- kiezen
- manger
- eten
