Kapitiel 7 wohnen woorden NL-DU
6
Woorden in deze lijst (70)
Origineel
- het balkon
 - der Balkon
 - het balkon (MV)
 - die Balkons
 - de boerderij
 - der Bauernhof
 - de boerderij (MV)
 - die Bauernhöfe
 - het bureau
 - der Schreibtisch
 - het bureau (MV)
 - die Schreibtische
 - de kast
 - der Schrank
 - de kast (MV)
 - die Schränke
 - de stoel
 - der Stuhl
 - de stoel (MV)
 - die Stühle
 - de tafel
 - der Tisch
 - de tafel (MV)
 - die Tische
 - de televisie
 - der Fernseher
 - de televisie (MV)
 - die Fernseher
 - de tuin
 - der Garten
 - het appartement
 - die Wohnung
 - het appartement (MV)
 - die Wohnungen
 - de deur
 - die Tür
 - de deur (MV)
 - die Türen
 - de douche
 - die Dusche
 - de garage
 - die Garage
 - de garage (MV)
 - die Garagen
 - de keuken
 - die Küche
 - de muur
 - die Wand
 - de muur (MV)
 - die Wände
 - het toilet
 - die Toilette
 - het toilet (MV)
 - die Toiletten
 - de badkamer
 - das Badezimmer
 - de badkamer (MV)
 - die Badezimmer
 - de bank
 - das Sofa
 - de bank (MV)
 - die Sofas
 - het bed
 - das Bett
 - het bed (MV)
 - die Betten
 - de eengezinswoning
 - das Einfamilienhaus
 - het huis
 - das Haus
 - het huis (MV)
 - die Häuser
 - de kamer
 - das Zimmer
 - de kamer (MV)
 - die Zimmer
 - het raam
 - das Fenster
 - het raam (MV)
 - die Fenster
 - de slaapkamer
 - das Schlafzimmer
 - de slaapkamer (MV)
 - die Schlafzimmer
 - de woonkamer
 - das Wohnzimmer
 - opruimen
 - aufräumen
 - schoonmaken
 - sauber machen
 - staan
 - stehen
 - staan (ge-.....)
 - gestanden
 - donker
 - dunkel
 - gezellig
 - gemütlich
 - groot
 - groß
 - klein
 - klein
 - licht
 - hell
 - beneden
 - unten
 - boven
 - oben
 - heel, helemaal
 - ganz
 - thuis
 - zu Hause
 - blauw
 - blau
 - geel
 - gelb
 - rood
 - rot
 - roze
 - rosa
 - wit
 - weiß
 - zwart
 - schwarz
 - beschrijven
 - beschreiben
 - bevallen
 - gefallen
 - doen, maken
 - machen
 - horen
 - hören
 - lezen
 - lesen
 - spelen
 - spielen
 - vinden
 - finden
 - wonen
 - wohnen