Chapitre 2 -phrases-clés et parler - vwo 2 - zinnen

Chapitre 2 -phrases-clés et parler - vwo 2 - zinnen

Woorden in deze lijst (11)

Waar woon jij?
Tu habites où?
Ik woon in Parijs.
J'habite à Paris.
Woon jij in een huis?
Tu habites dans une maison?
Nee, ik woon in een flat.
Non, j'habite dans un appartement.
Hoe vind jij jouw slaapkamer?
Comment tu trouves ta chambre?
Ik vind mijn slaapkamer leuk, hij is groot.
J'aime bien ma chambre, elle est grande.
Er staat een bed in en een bureau.
Il y a un lit et un bureau.
Ben jij vaak in jouw slaapkamer?
Tu es souvent dans ta chambre?
Ja, om te kletsen met mijn vrienden.
Oui, pour discuter avec mes amis.
Wat doe je in je kamer?
Qu'est-ce que tu fais dans ta chambre?
Je fais mes devoirs et j'écoute de la musique.
Ik maak huiswerk en ik luister naar muziek.
Hoi Gast!