Duits vwo 2
7
Woorden in deze lijst (89)
Origineel
- de laars
 - der Stiefel
 - de ring
 - der Ring
 - de rok
 - der Rock
 - de schoen
 - der Schuh
 - de trui
 - der Pullover
 - de blouse
 - die Bluse
 - de bril
 - die Brille
 - de broek
 - die Hose
 - de capuchon
 - die Kapuze
 - het jack, vest
 - die Jacke
 - het kapsel
 - die Frisur
 - de ketting
 - die Kette
 - de maat
 - die Gröbe
 - de muts, pet
 - die Mütze
 - de hoofddoek
 - das Kopftuch
 - de jurk
 - das Kleid
 - het oog
 - das Auge
 - het T-shirt
 - das T-Shirt
 - het uiterlijk
 - das Aussehen
 - het haar
 - die Haare
 - de krullen
 - die Locken
 - de oorbellen
 - die Ohrringe
 - de sokken
 - die Socken
 - de spijkerbroek
 - die Jeans
 - aan hebben
 - anhaben
 - aantrekken
 - anziehen- angezogen
 - dragen
 - tragen- getragen
 - eruitzien
 - aussehen- ausgesehen
 - kunnen
 - können
 - moeten
 - müssen, sollen
 - leuk vinden, lusten
 - mögen
 - mogen
 - dürfen
 - staan
 - stehen- gestanden
 - weten
 - wissen
 - willen
 - wollen
 - willen (wens)
 - möchten
 - beter
 - besser
 - blond
 - blond
 - gekleurd
 - kariert
 - gestreept
 - gestreigt
 - grappig
 - lustig
 - nieuw
 - neu
 - sportief
 - sportlich
 - bruin
 - braun
 - grijs
 - grau
 - groen
 - grün
 - oranje
 - orange
 - paars
 - violett
 - het balkon
 - der Balkon
 - de boerderij
 - der Bauernhof
 - het bureau
 - der Schreibtisch
 - de kast
 - der Schrank
 - de stoel
 - der Stuhl
 - de tafel
 - der Tisch
 - de tv
 - der Fernseher
 - de tuin
 - der Garten
 - het appartement
 - die Wohnung
 - de deur
 - die Tür
 - de douche
 - die Dusche
 - de garage
 - die Garage
 - de keuken
 - die Küche
 - de muur
 - die Wand
 - het toilet
 - die Toilette
 - de badkamer
 - das Badezimmer
 - de bank
 - das Sofa
 - het bed
 - das Bett
 - de eengezinswoning
 - das Einfamilienhaus
 - het huis
 - das Haus
 - de kamer
 - das Zimmer
 - de slaapkamer
 - das Schlafzimmer
 - het raam
 - das Fenster
 - de woonkamer
 - das Wohnzimmer
 - opruimen
 - aufräumen
 - schoonmaken
 - sauber machen
 - donker
 - dunkel
 - gezellig
 - gemütlich
 - groot
 - grob
 - klein
 - klein
 - licht
 - hell
 - beneden
 - unten
 - boven
 - oben
 - heel, helemaal
 - ganz
 - thuis
 - zu Hause
 - blauw
 - blau
 - geel
 - gelb
 - rood
 - rot
 - roze
 - rosa
 - wit
 - weib
 - zwart
 - schwarz