ZugSpitze - 5/6 VWO - Schreiben - Extrablatt - Vokabelliste 2
Woorden in deze lijst (50)
Origineel
- opzettelijk/
expres  - absichtlich
 - het bejaardenhuis
 - das Altenheim/
das Seniorenheim  - uitvoerig
 - ausführlich
 - bij wijze van uitzondering
 - ausnahmsweise
 - waarschuwen/
op de hoogte brengen  - benachrichtigen
 - de betrokkenen
 - die Beteiligten
 - het bewijs
 - der Beweis
 - een diefstal plegen
 - einen Diebstahl begehen
 - een derde
 - ein Drittel
 - bedreigen/
dreigen  - drohen (+3)/
bedrohen (+4)  - de dreiging
 - die Drohung
 - ontsnappen
 - entkommen
 - de begane grond
 - das Erdgeschoss
 - te weten komen
 - erfahren
 - een onderzoek instellen
 - ermitteln
 - het opsporingsonderzoek
 - die Ermittlungen (mv)
 - mogelijk maken
 - ermöglichen
 - vluchten
 - fliehen (floh – geflohen)/
flüchten  - de vlucht/
de ontsnapping  - die Flucht
 - sommige gasten/
de enige gasten  - einige Gäste/
die einzigen Gäste  - de rechtbank/
het gerecht  - das Gericht
 - de helft
 - die Hälfte
 - vaak
 - häufig/
oft  - de aanwijzing/
de tip  - der Hinweis/
der Tipp  - ondertussen
 - inzwischen/
unterdessen  - nauwelijks
 - kaum
 - de kelder
 - der Keller
 - ophelderen
 - klären
 - het café/
het restaurantje  - das Lokal
 - het misverstand
 - das Missverständnis
 - het nieuwtje
 - die Neuigkeit
 - laatst/
onlangs  - neulich
 - in paniek raken
 - in Panik geraten
 - plotseling
 - plötzlich
 - zogenaamd
 - sozusagen
 - de ster/
de sterren  - der Star/
die Stars; der Stern/ die Sterne  - de verdieping/
op de eerste verdieping  - der Stock/
die Stockwerke/ im ersten Stock  - de boete/
de bekeuring  - die Strafe/
das Bußgeld  - daadwerkelijk
 - tatsächlich
 - gedeeltelijk
 - teilweise
 - de enquête
 - die Umfrage
 - veelbelovend
 - vielversprechend
 - de wereldkampioen
 - der Weltmeister
 - het wereldkampioenschap
 - die Weltmeisterschaft (WM)
 - de verhouding/
de relatie  - das Verhältnis
 - een kwart
 - ein Viertel
 - nog steeds
 - weiterhin
 - de toestand
 - der Zustand
 - ongetwijfeld
 - zweifellos
 - met zijn tweeën/
drieën/ vieren ...  - zu zweit/
zu dritt/ zu viert ...