Duits woorden leren Toetsweek 12-11-25
14keer geoefend
Woorden in deze lijst (93)
Origineel
- Die adresse
- het adres
- Das alter
- de leeftijd
- Auch
- ook
- Die Autobahn
- de snelweg
- Besuchen
- bezoeken
- Danke
- dank je
- Deutschland
- duitsland
- Fahren
- rijden
- Die Familie
- het gezin
- Kennenlernen
- leren kennen
- Das Kind
- het kind
- Die Mutter
- de moeder
- Osterreich
- oostenrijk
- Die postleitzahl
- de postcode
- Die Reise
- de reis
- Schwierig
- moeilijk
- Der Sohn
- de zoon
- Die Tochter
- de dochter
- Der Tourist
- de toerist
- Die Touristin
- de toeriste
- Der urlaub
- de vakantie
- Der Vater
- de vader
- Die verwandten
- de familieleden
- Zum Beispiel
- bijvoorbeeld
- Benutzen
- gebruiken
- Der Bruder
- de broer
- Drauben
- buiten
- Die Eltern
- de ouders
- Das Fahrrad
- de fiets
- Fernsehen
- tv kijken
- Der Film
- de film
- Die Freizeit
- de vrije tijd
- Der Fubball
- de voetbal
- Die Geschwister
- de broers en zussen
- Gut
- goed
- Immer
- altijd
- Das Internet
- het internet
- Der Junge
- de jongen
- Das Mädchen
- het meisje
- Nie
- nooit
- Oft
- vaak
- Schlecht
- slecht
- Die Schwester
- de zus
- Das Wochenende
- het weekend
- Der Montag
- de maandag
- Der Dienstag
- de dinsdag
- Der Mittwoch
- de woensdag
- Der Donnerstag
- de donderdag
- Der Freitag
- de vrijdag
- Der Samstag
- de zaterdag
- Der Sonnstag
- de zondag
- Aber
- maar
- Achtung!
- Pas op!
- Also
- dus
- Aufpassen auf
- letten op
- Der Ausweis
- het legitimatiebewijs
- Der Autofahrer
- de automobilist
- Bose
- boos
- Das ist egal
- dat maakt niet uit
- Sich entschuldigen
- zich verontschuldigen
- Ich entschuldige mich dafur
- ik bied daarvoor mijn excuses aan
- Der Fuhrerschein
- het rijbewijs
- Fast
- bijna
- Fehlen
- ontbreken
- Gültig
- geldig
- Auberdem
- bovendien
- Das Foto
- de foto
- Daneben
- ernaast
- Darum
- daarom
- Das Dorf
- het dorp
- Im Dorf
- in het dorp
- Fertig
- klaar
- Gern
- graag
- Gleich
- zo
- Das Haus
- het huis
- Der Herd
- het fornuis
- Die Küche
- de keuken
- Der Kühlschrank
- de koelkast
- Die Mitte
- het midden
- In der Mitte
- in het midden
- Die Möbel
- het meubilair
- Der Schrank
- de kast
- Die Stadt
- de stad
- In der Stadt
- in de stad
- Der Tisch
- de tafel
- Schon
- al
- Sitzen
- zitten
- Das Sofa
- de bank
- Der Stuhl
- de stoel
- Die Tur
- de deur
- Weil
- omdat
- Wohnen
- wonen
- Das Zimmer
- de kamer