Lesson 3: Expressions

Woorden in deze lijst (20)

Origineel

(Hoi.) Mijn naam is Robert.: (Hi.) My name is Robert.
Leuk je te ontmoeten. Ik ben Myra.: Pleased to meet you. I'm Myra.
Dit is mijn oudere broer Tim.: This is my older brother, Tim.
Ik wil je aan mijn zus voorstellen.: I want you to meet my sister.
Ik ben 14 (jaar oud).: I'm 14 (years old).
Ik ben geboren in Nederland.: I was born in the Netherlands.
Ik woon in Londen.: I live in London.
Ik heb een zus en twee broers.: I've got a sister and two brothers.
Ik woon bij mijn ouders en twee broers/zussen.: I live with my parents and two siblings.
Goedemorgen/-middag/-avond.: Good morning/afternoon/evening.
(Hallo.) Hoe gaat het met je?: (Hello.) How are you?
Goed, bedankt. (En met jou?): I'm fine, thanks. (And you?)
Niet zo heel goed, ben ik bang.: Not very well, I'm afraid.
Dat is jammer.: That's a shame.
Sorry, maar ik moet gaan.: I'm sorry, but I have to go now.
Ik zie je later! Doei!: See you later! Bye!
Ik vind films kijken en pizza eten leuk.: I like watching films and eating pizza.
Ik vind gamen leuk.: I enjoy gaming.
Ik hou van/haat muffins.: I love/hate muffins.
Ik hou niet van voetballen.: I don't like playing football.