Nectar - 4 vmbo-gt - Hoofdstuk 12 - Evolutie
Woorden in deze lijst (33)
Origineel
- aanpassing
- eigenschap waardoor een organisme een grotere overlevingskans heeft; Het organisme kan zich daardoor voortplanten en de gunstige genen doorgeven
- albino’s
- organisme dat door een defect gen geen pigment kan aanmaken en daardoor een zeer lichte huid of vacht heeft; albinisme kan optreden bij mensen, dieren en planten
- erfelijke variatie
- variatie die vastligt in de genen (DNA); ontstaat door verschillen in genotypen
- evolutie
- de langzame verandering van soorten of het ontstaan van nieuwe soorten
- evolutietheorie
- de theorie die uitlegt hoe en waardoor soorten veranderen
- fenotype
- ander woord voor verschijningsvorm van een eigenschap; het fenotype wordt bepaald door het genotype en door invloeden vanuit de omgeving
- gemeenschappelijke voorouder
- soort waaruit tijdens de evolutie meerdere soorten zijn ontstaan
- genotype
- voor elke eigenschap heb je twee genen die je weergeeft met twee letters
- gewervelde dieren
- dieren met een wervelkolom
- hersenvolume
- grootte van de hersenen die in een schedel passen
- isolatie
- het gescheiden raken van populaties van dezelfde soort, waardoor elke groep een eigen ontwikkeling doormaakt en kan evolueren tot een nieuwe soort
- kenmerken
- eigenschappen waar je een soort aan herkent; gewervelde dieren hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat ze een wervelkolom hebben
- kruisen
- fokkers selecteren een mannetje en vrouwtje en laten deze paren om nakomelingen met specifieke eigenschappen te krijgen
- kunstmatige selectie
- veredelen van een soort waarbij de fokker (of kweker) dieren (of planten) selecteert die de eigenschappen hebben die hij graag wil hebben. Met die dieren of planten fokt hij verder, zo ontstaat een nieuw ras
- mutatie
- verandering in het DNA waardoor een nieuw gen ontstaat en daardoor een nieuwe verschijningsvorm (fenotype). De kans op mutaties wordt groter door blootstelling aan uv-straling, radioactieve straling en giftige stoffen
- natuurlijke selectie
- de best aangepaste organismen geven hun genen vaker door aan de volgende generatie dan de minder goed aangepaste organismen. Het aandeel van de goed aangepaste individuen van een soort in de volgende generatie is daardoor groter
- ongewervelde dieren
- dieren zonder wervelkolom
- oponeerbare duim
- duim die je tegenover alle vingers kunt plaatsen, waardoor je hand geschikt is om dingen mee vast te pakken
- oponeerbare grote teen
- de grote teen kan tegenover alle andere tenen geplaatst worden, waardoor de voet geschikt is om mee te grijpen
- ras
- een groep individuen van dezelfde soort met dezelfde eigenschappen (verschijningsvorm), die door fokken zijn verkregen
- selecteren
- individuen van een soort die goed zijn aangepast aan een bepaalde omgeving, hebben meer kans om te overleven dan minder goed aangepaste individuen. Door selectie komen er steeds meer aangepaste individuen in de volgende generaties; zie ook bij kunstmatige selectie en natuurlijke selectie
- soort
- organismen die (groten)deels dezelfde erfelijke eigenschappen hebben; alleen soortgenoten kunnen samen vruchtbare nakomelingen krijgen
- variatie
- de verschillende verschijningsvormen of fenotypen bij een soort
- variatie in fenotype
- de verschillende verschijningsvormen of fenotypen bij een soort
- veredelen
- het selecteren, fokken en kruisen van dieren en planten om een groep individuen te krijgen, met door de fokker gekozen eigenschappen. Door veredelen ontstaan nieuwe rassen
- verstenen
- harde overgebleven delen van een organisme worden door bovenliggende lagen zand en klei samengeperst tot steen
- verwant
- soorten met een gezamenlijke voorouder
- verwantschapsschema
- schema waarin je laat zien hoe soorten uit elkaar ontstaan zijn
- bekeroog
- groepje lichtgevoelige cellen in de vorm van een instulping (bekertje)
- cameraoog
- oog met een lens erin
- camera obscuraoog
- oog dat bestaat uit een bolvormige laag lichtgevoelige cellen met een gaatje erin, waardoor licht naar binnen komt
- lichtgevoelige cellen
- cellen die licht opvangen en impulsen doorgeven aan de hersenen; zitten in allerlei oogvormen
- oogvlek
- groepje lichtgevoelige cellen of moleculen (bij eencelligen) bij elkaar