De Geo - vwo - Arm en rijk - Hoofdstuk 2
Woorden in deze lijst (20)
Origineel
- annexeren
- Inlijven van een gebied bij het eigen grondgebied.
- aquifer
- Waterdragende laag in de ondergrond.
- brak water
- Tussenvorm van zoet en zout water.
- capillaire werking
- Het verschijnsel waarbij water tegen de zwaartekracht in omhoog wordt gezogen in de bodem.
- dripirrigatie
- Highttechirrigatie waardoor elk plantje via een buisje precies voldoende water krijgt.
- duurzaam watergebruik
- Water zodanig gebruiken dat toekomstige generaties er ook nog gebruik van kunnen maken.
- grondwater
- Water dat in de grond is weggezakt.
- grondwaterpeil
- Bovenkant van het grondwater.
- hydrologische kringloop
- De voortdurende verplaatsing van water over de aarde. Korte kringloop: van zee via land terug naar zee. Heet ook waterkringloop.
- irrigatielandbouw
- Intensieve vorm van akkerbouw of tuinbouw die afhankelijk is van (kunstmatige) bevloeiingsmethoden.
- nuttige neerslag
- De hoeveelheid water die overblijft na verdamping.
- ontzilting
- Van zout (= zilt) water zoet water maken.
- oppervlaktewater
- Water aan de oppervlakte, zoals rivieren, meren en zeeën.
- stroomgebied
- Het hele gebied dat afwatert op een bepaalde rivier.
- verdamping
- De overgang van water (vloeibaar) in waterdamp (gasvormig).
- verdroging
- De vermindering van het beschikbare water (in bodem of neerslag), waardoor de begroeiing verandert of verdwijnt.
- verzilting
- Het zout worden van de bodem en/of het water.
- waterbalans
- Het verschil tussen neerslag en verdamping.
- waterkringloop
- De voortdurende verplaatsing van water over de aarde. Korte kringloop: van zee via land terug naar zee. Heet ook hydrologische kringloop.
- watervoetafdruk
- Het aantal liter water dat per inwoner of per land nodig is voor het maken van producten en voor gebruik in huis.