Begrippen van Dire (présent, passé composé, imparfait, futur en conditionnel)

Begrippen van Dire (présent, passé composé, imparfait, futur en conditionnel)

Woorden in deze lijst (43)

Présent
Tegenwoordige tijd
Passé composé
Voltooid tegenwoordige tijd
Imparfait
Onvoltooid verleden tijd
Futur proche
Nabije toekomst
Futur simple
Toekomende tijd
Conditionnel
Voorwaardelijke wijs
Dire
Zeggen
Je dis
Ik zeg
Tu dis
Jij zegt
Il/elle/on dit
Hij/zij/men zegt
Nous disons
Wij zeggen
Vous dites
Jullie zeggen/u zegt
Ils/elles disent
Zij zeggen
J'ai dit
Ik heb gezegd
Tu as dit
Jij hebt gezegd
Il/elle/on a dit
Hij/zij/men heeft gezegd
Nous avons dit
Wij hebben gezegd
Vous avez dit
Jullie hebben gezegd/u heeft gezegd
Ils/elles ont dit
Zij hebben gezegd
Je disais
Ik zei
Tu disais
Jij zei
Il/elle/on disait
Hij/zij/men zei
Nous disions
Wij zeiden
Vous disiez
Jullie zeiden/u zei
Ils/elles disaient
Zij zeiden
Je vais dire
Ik ga zeggen
Tu vas dire
Jij gaat zeggen
Il/elle/on va dire
Hij/zij/men gaat zeggen
Nous allons dire
Wij gaan zeggen
Vous allez dire
Jullie gaan zeggen/u gaat zeggen
Ils/elles vont dire
Zij gaan zeggen
Je dirai
Ik zal zeggen
Tu diras
Jij zult zeggen
Il/elle/on dira
Hij/zij/men zal zeggen
Nous dirons
Wij zullen zeggen
Vous direz
Jullie zullen zeggen/u zult zeggen
Ils/elles diront
Zij zullen zeggen
Je dirais
Ik zou zeggen
Tu dirais
Jij zou zeggen
Il/elle/on dirait
Hij/zij/men zou zeggen
Nous dirions
Wij zouden zeggen
Vous diriez
Jullie zouden zeggen/u zou zeggen
Ils/elles diraient
Zij zouden zeggen
Hoi Gast!