Na klar! - 4 VMBO-GT - Niedersachsen - Lektion 2 Sieh und hör mal - Redemittel

Woorden in deze lijst (24)

Origineel

Zijn er bij jullie thuis veel computers?: Gibt es bei euch zu Hause viele Computer?
Ja, iedereen heeft een computer.: Ja, alle haben einen Computer.
Er is een oude pc en er zijn twee laptops.: Es gibt einen alten PC und zwei Laptops.
Waarvoor gebruik je de computer?: Wofür benutzt du den Computer?
Die gebruik ik voor school.: Den benutze ich für die Schule.
Die gebruik ik om op internet te surfen.: Den benutze ich zum Surfen im Internet.
Die gebruik ik om muziek te luisteren.: Den benutze ich zum Musikhören.
Die gebruik ik om filmpjes te bekijken.: Den benutze ich zum Videogucken.
Speel je ook computerspelletjes?: Spielst du auch Computerspiele?
Die speel ik bijna elke dag.: Die spiele ich fast jeden Tag.
Die speel ik alleen in het weekend.: Die spiele ich nur am Wochenende.
Die speel ik vaak in de vakantie.: Die spiele ich oft in den Ferien.
Die speel ik eigenlijk nooit.: Die spiele ich eigentlich nie.
Lees je kranten of tijdschriften?: Liest du Zeitungen oder Zeitschriften?
Online lees ik vaak sportnieuws.: Online lese ich oft Sportnachrichten.
Ik lees online soms informatie over mode.: Ich lese online manchmal Informationen über Mode.
Ik lees kranten of tijdschriften.: Ich lese Zeitungen oder Zeitschriften.
Welke apparaten zijn bij jullie thuis belangrijk?: Welche Apparate sind bei euch zu Hause wichtig?
Mijn moeder vindt haar fototoestel belangrijk.: Meine Mutter findet ihren Fotoapparat wichtig.
Voor mijn vader is dat de afstandsbediening.: Für meinen Vater ist das die Fernbedienung.
Ik kan niet zonder mijn smartphone.: Ich kann nicht ohne mein Smartphone.
Hoeveel tijd besteed je aan je telefoon?: Wie viel Zeit verbringst du mit deinem Smartphone?
Ik gebruik hem elke dag vier uur.: Ich benutze es jeden Tag vier Stunden.
Meer tijd dan mijn ouders willen.: Mehr Zeit als meine Eltern wollen.