Begrippen Geschiedenis HC1

11keer geoefend
Woorden in deze lijst (37)
Origineel
- Personen die in de nijverheid werken.
- ambachtslieden
- Proces waarbij mensen de leefwijze van edelen nabootsen.
- aristocratisering
- Kloosterorde waarvan de leden leven van wat ze met bedelen ontvangen.
- bedelorde
- Het geheel van huisjes waarin armen of ouderen wonen en zich houden aan vastgestelde gedrags- en leefregels.
- begijnhof
- Stadsgemeenschap waarin burgers en stadsbestuur zich samen verantwoordelijk voelen voor welvaart en welzijn.
- bonum commune
- Streven van vorsten om hun grondgebied vanuit een hoofdstad te regeren.
- centralisatie
- Een los verband van gewesten met veel eigen bevoegdheden en een zwak overkoepelend bestuur.
- confederatie
- Het armere deel van de bevolking in een middeleeuwse stad.
- gemeen, het
- Vergadering van vertegenwoordigers van de standen (geestelijkheid, adel en burgerij) in een gewest.
- Gewestelijke Staten
- Samenwerkingsverband van ambachtslieden die in een stad hetzelfde beroep uitoefenen.
- gilde
- Onderneming van handelaren die investeringen, risico's en winsten met elkaar delen.
- handelscompagnie
- Alleenrecht om in een bepaald gebied of in een bepaald product handel te drijven.
- handelsmonopolie
- Samenwerkingsverband van handelaren of steden die elkaar steunen bij de handel.
- Hanze
- Aanvankelijk een herberg voor reizigers, later voornamelijk een ziekenhuis.
- hospitaal
- Handelsgebouw waar goederen worden gekeurd en verhandeld.
- koopmansbeurs
- Een samenleving waarin het overgrote deel van de mensen op het platteland woont en leeft van de landbouw. Ook: agrarische samenleving.
- landbouwsamenleving
- Een samenleving waarin veel mensen op het platteland wonen en van de landbouw leven, maar waarin ook steden bestaan als centra van bestuur, handel en nijverheid. Ook: agrarisch-urbane samenleving.
- landbouwstedelijke samenleving
- Plaatsvervanger van de landsheer in de Nederlanden.
- landvoogd
- Economische theorie die ervan uitging dat ieder land een zo groot mogelijk deel van de wereldeconomie moest bemachtigen en daarom protectionistische maatregelen als staatsmonopolies en invoerrechten invoerde.
- mercantilisme
- Economie waarin geld als ruilmiddel wordt gebruikt.
- monetaire economie
- Bestuursvorm waarbij een kleine groep rijke mensen het bestuur in handen heeft.
- oligarchie
- Economie die gericht is op het volhouden van oorlogvoering en het zo mogelijk winnen van de oorlog.
- oorlogseconomie
- Voorstanders van een sterke machtspositie voor de stadhouder.
- Oranjegezinden
- Het streven naar het behoud van privileges.
- particularisme
- Groep rijke, grondbezittende burgers.
- patriciaat
- Inwoner van een stad die stadsrechten heeft.
- poorter
- Voorrecht voor een stad/
gewest/ of groep mensen. - privilege
- Bescherming van handel en nijverheid door de staat.
- protectionisme
- Rijke burger met bestuursfunctie(s).
- regent
- Aangewezen of gekozen bestuurder en rechter in een stad.
- schepen
- Voorstanders van een sterke machtspositie voor de Staten-Generaal en de Gewestelijke Staten.
- staatsgezinden
- Aanvankelijk plaatsvervanger van de landsheer in een gewest, later opperbevelhebber van het leger van de Republiek.
- stadhouder
- Document waarin de voorrechten van een stad en haar inwoners zijn vastgelegd.
- stadsrechten
- Stad, meestal een haven, waar handelsgoederen worden opgeslagen in afwachting van tekorten en hogere prijzen elders.
- stapelmarkt
- Vergadering van vertegenwoordigers van de Gewestelijke Staten.
- Staten-Generaal
- Het streven van landsheren om overal in hun rijk dezelfde wetten te laten gelden.
- uniformeren
- Document met daarop een geldbedrag dat elders opgeëist kan worden of als betaalmiddel kan dienen.
- wisselbrief