Allle begrippen AK H2

3keer geoefend
Woorden in deze lijst (67)
Origineel
- reliëf
- Hoogteverschillen in het landschap.
- rivier
- Een natuurlijke waterloop die water afvoert uit een gebied.
- schol
- Zie plaat.
- sediment
- Meegevoerde zand- en kleideeltjes die bezinken. Heet ook afzettingsmateriaal.
- sedimentatie
- Afzetting van materiaal dat is meegenomen door water, wind of ijs.
- sedimentgesteente
- Gesteente dat is ontstaan uit materiaal dat is aangevoerd door ijs, water of wind.
- slenk
- Een langs een breukvlak omlaag gezakt deel van de aardkorst.
- strandwal
- Zandbank die door de branding is opgeworpen en boven zeeniveau ligt.
- stroomgebied
- Het gebied dat afwatert op de hoofdrivier van een stroomstelsel.
- stroomstelsel
- Rivier met alle zijrivieren en vertakkingen die deel uitmaken van hetzelfde stroomgebied.
- U-dal
- Dal dat de vorm van een U heeft en is ontstaan door de uitschurende werking van een gletsjer.
- V-dal
- Dal dat de vorm van een V heeft en is ontstaan door de uitschurende werking van een rivier.
- verhang
- Het verval per kilometer.
- verval
- Hoogteverschil tussen twee plaatsen aan een rivier.
- verwering
- Het uiteenvallen van gesteente onder invloed van weer en plantengroei.
- verweringsmateriaal
- Puin dat ontstaat bij verwering.
- waterscheiding
- Grens tussen twee stroomgebieden.
- zijmorene
- Gletsjerpuin aan de zijkant van een gletsjer.
- aanslibbingskust
- Kust waarbij de afzetting van materiaal overheerst.
- aardkorst
- Dunne laag gesteente om de aarde, met een dikte van gemiddeld 8 km onder oceanen en 35 km onder continenten.
- afbraakkust
- Kust waarbij het wegslaan van materiaal overheerst.
- atmosfeer
- De lucht om ons heen.
- benedenloop
- Het laatste stuk van een rivier, dicht bij de zee.
- biosfeer
- Het leven op aarde: planten, dieren, mensen.
- bovenloop
- Het eerste stuk van een rivier, dicht bij de bron.
- branding
- De breking van golven in ondiep water (aan de kust).
- breuk
- Barst of scheur in de aardkorst.
- chemische verwering
- Verwering waarbij de samenstelling van het gesteente verandert.
- debiet
- De hoeveelheid water die op een bepaald punt door de rivier stroomt in m³ per seconde.
- delta
- Gebied vlak voor de monding, waar de rivier zich vertakt in veel rivierlopen.
- eindmorene
- Verpulverd materiaal dat een gletsjer voor zich uit heeft geschoven en dat na het afsmelten van de gletsjer is blijven liggen.
- endogene kracht
- Kracht die de aardkorst van binnenuit verandert.
- erosie
- Het uitschuren en afschuren van hard gesteente door met verweringsmateriaal geladen water, ijs of wind.
- exogene kracht
- Kracht die de aardkorst van buitenaf verandert.
- firn
- Korrelige, overjarige en ijsachtige sneeuw.
- firnbekken
- Verzamelbekken van overjarige sneeuw, hoog in de bergen.
- gemengde rivier
- Rivier die behalve regenwater ook smeltwater van gletsjers afvoert.
- geofactor
- Factor die de vorming van het landschap mede bepaalt.
- glaciaal
- Koude periode waarin de gemiddelde temperatuur op aarde een paar graden daalt en waarin zich op het land uitgestrekte ijskappen vormen. Heet ook ijstijd.
- gletsjer
- Enorme ijsmassa die langzaam naar beneden schuift.
- gletsjerpoort
- De plek waar het smeltwater van een gletsjer uit de gletsjer stroomt.
- gletsjerrivier
- Rivier die smeltwater van een gletsjer afvoert.
- gletsjertunnel
- Tunnel die onder een gletsjer ontstaat als zich daar veel smeltwater verzamelt.
- golf
- Rimpel in het water die meestal wordt veroorzaakt door de wind die over het wateroppervlak waait.
- grondmorene
- Sediment dat onder het ijs ligt en dat achterblijft als de gletsjer smelt.
- heuvelland
- Gebied met een hoogteligging tussen 200 tot 500 m.
- hoefijzermeer
- Meer dat is gevormd door de afsnijding van een meander van een rivier.
- hooggebergte
- Gebied met bergen die hoger zijn dan 1.500 m.
- horst
- Een langs een breukvlak liggend deel van het aardoppervlak dat minder naar beneden is gezakt dan de slenk.
- hydrosfeer
- Het water op aarde.
- ijstijd
- Zie glaciaal.
- interglaciaal
- Warmere periode tussen twee ijstijden (glacialen) in.
- jong gebergte
- Gebergte dat ‘pas’ enkele tientallen miljoenen jaar oud is.
- klifkust
- Steile kust die is ontstaan doordat de kracht van de zee de onderkant heeft afgebrokkeld en afgekalfd.
- kustduin
- Heuvel die langs de kustlijn is ontstaan doordat de wind zand op een hoop heeft geblazen.
- laagland
- Gebied met een hoogteligging lager dan 200 m.
- landschapskringloop
- Het proces van verwering en erosie waardoor een landschap telkens van uiterlijk verandert.
- lengteprofiel
- Doorsnede van een rivier van bron tot monding.
- meander
- Natuurlijke bocht in een rivier.
- mechanische verwering
- Het uiteenvallen van het gesteente waarbij de samenstelling van het gesteente niet verandert.
- middelgebergte
- Gebied waar de meeste bergtoppen tussen de 500 en 1.500 m hoog zijn.
- middenloop
- Deel van de rivier tussen de boven- en de benedenloop in.
- neerslag
- Water dat in vaste of vloeibare vorm uit de dampkring (atmosfeer) op aarde neerkomt.
- oud gebergte
- Gebergte dat enkele honderden miljoenen jaren oud is.
- plaat
- Stuk van de aardkorst. Heet ook schol.
- plooiingsgebergte
- Gebergte dat is ontstaan door plooïing van stukken van de aardkorst.
- regiem
- Schommelingen in de waterafvoer van een rivier in de loop van een jaar.