FORUM - 3 gym/vwo - Ontdekkers & hervormers

Woorden in deze lijst (35)

Origineel

rooms-katholiek: Christelijke kerk die vanuit Rome geleid wordt door de paus. Tot de Reformatie was de rooms-katholieke kerk de enige die er was. Katholiek betekent eigenlijk ‘algemeen’ en rooms betekent ‘geleid vanuit Rome’.
geestelijkheid: Stand van mensen die hun hele leven bezig zijn met de christelijke godsdienst.
Beeldenstorm: Vernielingen van beelden in rooms-katholieke kerken omdat ze als afgodsbeelden werden beschouwd.
opstand: Groot oproer met de bedoeling om de regering af te zetten.
vorst: Iemand die aan het hoofd van een staat staat, zoals een koning.
Reformatie: Afsplitsing van protestanten uit de rooms-katholieke kerk.
protestant: Christenen die zich afgesplitst hebben van de rooms-katholieke kerk zijn protestanten.
calvinisme: Protestantse godsdienst binnen het christendom, vernoemd naar Johannes Calvijn.
koning: Vorst die zegt dat God zijn familie heeft uitgekozen om te regeren en die daarom zijn macht doorgeeft aan zijn zoon of dochter als een erfenis.
godsdienst: Geloof in één of meer goden en de verering van die god of goden.
afgodsbeeld: Beeld van een god dat vereerd wordt.
ketter: Iemand die anders over het geloof dacht dan de kerk, werd door de rooms-katholieke kerk ketter genoemd.
brandstapel: Hout waarop een ketter werd verbrand.
rechtspraak: Recht dat bij een rechter hoort, namelijk: de macht om rechtspraak uit te oefenen.
stadsrecht: Recht van een stad om zichzelf te besturen.
adel: Regering door edelen.
voorrecht: Een bevoorrechte plaats, meestal een stad, een instituut met een leger.
staat: Een staat zonder koning of andere vorst.
centraal bestuur: Bestuur vanuit één middelpunt, bijvoorbeeld een hoofdstad.
derde stand: Groep mensen die zich verheven voelt boven de ‘gewone mensen’ en op hen neerkijkt.
Staten-Generaal: Vertegenwoordigers van de drie standen uit alle provincies van de Nederlanden samen: algemene vergadering.
bestuur: Leidinggeven aan een land of een bedrijf; aanwijzingen geven voor hoe dingen moeten worden gedaan.
motief: Reden om iets te doen.
burger: In de middeleeuwen een van de bewoners van een stad.
religieus: Geloof in één of meer goden en de verering van die god of goden.
politiek: De manier waarop mensen hun stad, gebied of land regeren of besturen en dus hoe ze macht uitoefenen.
belasting: Verplichte geldbetaling aan de regering om te financieren wat een land nodig heeft, zoals scholen, wegen, ziekenhuizen, enzovoort.
burgeroorlog: Oorlog tussen de inwoners van één land.
piraat: Iemand die op zee schepen overvalt.
watergeuzen: Nederlanders die hun land uit gevlucht waren en rondzwierven op zee als piraten.
belegeren: Een stad of een gebouw omsingelen en proberen binnen te dringen.
provincie: Deel van een koninkrijk, een soort provincie door een graaf wordt bestuurd.
onderdaan: Bewoner van een land waarin een vorst regeert, iemand die moet gehoorzamen aan de macht van een vorst.
onafhankelijk: Een land is onafhankelijk als het zichzelf bestuurt zonder invloed of macht van anderen.
republiek: Een staat zonder koning of andere vorst.