Unit 4 - Lesson 3 - Speaking and conversations - NL/ENG
Woorden in deze lijst (35)
Origineel
- baan
- job
- baas
- boss
- dierenarts
- vet/veterinarian
- dokter
- doctor
- kapper
- hairdresser
- kassamedewerker / cassière
- cashier
- krantenbezorger
- newspaper carrier
- monteur
- mechanic
- ober
- waiter
- serveerster
- waitress
- oppas
- babysitter
- tandarts
- dentist
- vakkenvuller
- shelf stocker
- verdienen
- to earn
- werken
- to work
- winkelmedewerker
- shop assistant
- Waar zullen we afspreken?
- Where shall we meet?
- Wanneer zullen we afspreken?
- When shall we meet?
- Zou vier uur goed uitkomen?
- Would four o'clock be all right?
- Wat vind je van de eerste?
- How about the first?
- Ik zie je hier aanstaande vrijdag om 16.00 uur in de winkel.
- I'll see you here in the shop at 4 p.m. this Friday.
- Zou je langs willen komen voor een sollicitatiegesprek?
- Would you like to come in for an interview?
- Wat vind je van vijf per week om mee te beginnen?
- What do you think about five a week to start with?
- Wat denk je van aanstaande vrijdag om 15.00 uur?
- How about 3 p.m. this Friday?
- Zullen we morgen in mijn kantoor afspreken?
- Let's meet at my office tomorrow.
- Dat zou geweldig zijn.
- That would be great.
- Dat zou leuk zijn.
- That would be nice.
- Dat klinkt goed.
- That sounds good.
- Het spijt me, maar ik kan niet om drie uur komen.
- I'm (very) sorry, but I can't come at three.
- Ik ben bang dat ik je dan niet kan treffen.
- I'm afraid I won't be able to meet you then.
- Wat voor werk doe je? - Ik ben ingenieur.
- What do you do? - I'm an engineer.
- Wat wil je worden? - Ik wil graag kok worden.
- What do you want to be? - I'd like to be a chef.
- Waar werk jij? - Ik werk in een supermarket.
- Where do you work? - I work at a supermarket.
- Ik ben vrijwilliger bij het museum.
- I work as a volunteer at the museum.
- Vertel eens over je werk? Wat doe je?
- Tell me about your job. What's it like?
