Basisstof 3: transcriptie

2keer geoefend
Woorden in deze lijst (14)
Origineel
- RNA
- nucleïnezuur, meestal enkelstrengs, dat bestaat uit nucleotiden met ribose en de stikstofbasen adenine, cytosine, guanine en uracil
- mRNA
- RNA dat langs de DNA-sequentie van een gen is gevormd en de informatie voor de synthese van een eiwit overbrengt naar een ribosoom
- rRNA
- belangrijk bestanddeel van ribosomen
- tRNA
- bindt aminozuren uit het cytoplasma en vervoert deze naar een ribosoom voor de synthese van een eiwit
- transcriptie
- vorming van (pre-)mRNA
- RNA-polymerase
- enzym dat de nucleotidevolgorde van het DNA afleest en RNA-nucleotiden aan elkaar koppelt om (pre)mRNA te vormen
- promotor
- plaats in het DNA waaraan RNA-polymerase kan binden
- transcriptiefactoren
- eiwitten die ervoor zorgen dat de RNA-polymerase kan binden aan de promotor om transcriptie te starten
- template-streng
- DNA-keten waarbij tijdens de transcriptie RNA-polymerase bindt aan de promotor en de streng afleest
- matrijsstreng
- DNA-keten die als template dient voor de transcriptie
- coderende streng
- DNA-keten die tijdens de transcriptie niet wordt afgelezen
- introns
- niet-coderende stukken DNA in een gen
- exons
- coderende stukken DNA in een gen
- splicing
- proces waarbij introns uit het pre-mRNA wordt geknipt en exons aan elkaar worden geplakt tot mRNA