Hoofdstuk 3: Klimaat en landschapszones (examen woorden)

0
Woorden in deze lijst (36)
Origineel
- Aride zone
- Zone met droge klimaten
- Atmosferische circulatie
- De verplaatsing van lucht in de atmosfeer, ook wel het mondiaal windsysteem
- Bodem
- De voor de plantengroei belangrijke bovenste laag van de aardkorst, in Nederland is deze laag tot circa 1,20 meter diep
- Boreale zone
- Overgangsgebied tussen de gematigde en de polaire zonde op de continenten, dus op het noordelijk halfrond
- Dierenwereld
- Al het dierlijke leven op aarde zoals bacterien, plankton, ongewervelde dieren, vogels, reptielen, amfibieen en zoogdieren
- Drainage
- Verlaging van de grondwaterstand door het aanleggen van greppels en afvoerbuizen in de grond
- Duurzaam landgebruik
- Natuurlijke hulpbronnen zodanig gebruiken dat men tegemoetkomt aan de behoeften van de huidige generatie, zonder die van de toekomstige generaties gevaar te laten lopen
- Gematigde zone
- Het gebied tussen de subtropische en de boreale zone
- Geofactoren
- Zijn factoren die door hun onderlinge relaties landschapzones vormen, de belangrijkste zijn het klimaat, de gesteenten, het relief en de mens
- Hogeluchtdrukgebied
- Is een gebied met een hogere luchtdruk aan het aardoppervlak dan in de omgeving, ook wel maximum
- Intertropische convergentiezone (ITCZ)
- Een zone met lage luchtdruk op en nabij de evenaar, ook wel tropisch minimum of zone van equatoriale lage druk
- Irrigatie
- Het kunstmatig nathouden van landbouwgronden
- Klimaat
- Is de gemiddelde toestand van het weer over een lange periode en voor een groot gebied
- Klimaten volgens Köppen
- Is een systeem waarmee de wereldklimaten worden beschreven, waarbij de klimaatgrenzen zo liggen dat ze ongeveer samenvallen met de belangrijkste vegetatiezones
- Koude zeestroom
- Is een relatief koude waterstroming in oceanen en zeeën
- Lageluchtdrukgebied
- Een gebied met een lagere luchtdruk aan het aardoppervlak dan in de omgeving, ook wel minimum
- Landdegradatie
- Is de achteruitgang van de kwaliteit van de bodem en het landschap door overbeweiding, te intensief gebruik en ontbossing waardoor het land biologische en economische productiecapaciteit verliest
- Landschapzone
- Een gebied met karakteristieke kenmerken
- Lucht
- De gassen in de atmosfeer
- Mens
- De mensheid heeft met haar handelen invloed op de aarde en landschappen
- Moesson
- Land- of zeewind die elk half jaar circa 180 graden van richting verandert
- Oceanische circulatie
- Is de verplaatsing van water in de oceanen onder andere zeestromen
- Ontbossing
- Het kappen van bossen door de mens
- Overbeweiding
- Meer vee houden dan de natuurlijke vegetatie kan verdragen
- Passaat
- Is relatief droge wind die het hele jaar uit oostelijke richting van de subtropische hogeluchtdrukgebieden naar de evenaar waait
- Plantenwereld
- Al het plantaardige leven op aarde zoals mossen, grassen, bloeiende planten, struiken en bomen
- Polaire zone
- Het gebied tussen de poolcirkel en de polen
- Reliëf
- Zijn hoogteverschillen in het landschap
- Subtropische zone
- Is de gordel tussen de tropen en de gematigde breedte, tussen de 20 en 30 N.B. en Z.B.
- Tropische zone
- Het gebied tussen de 10 N.B. en 10 Z.B.
- Versnelde bodemerosie
- Het verdwijnen van de voor plantengroei belangrijke verweringslaag door menselijke activiteiten, sneller dan wanner dit onder invloed van alleen natuur zou plaatsvinden
- Verwoestijning
- De uitbreiding van de woestijnen veroorzaakt door verkeerde toepassing van landbouw, soms gecombineerd met klimaatvariaties
- Verzilting
- De toename van het zoutgehalte van de bodem of van het grond- of oppervlaktewater
- Warme zeestroom
- Een relatief warme waterstroming in oceanen en zeeën
- Water
- Het water op aarde, ook wel hydrosfeer
- Wet van Buys Ballot
- Lucht beweegt van een hogeluchtdrukgebied naar een lageluchtdrukgebied, als je de wind in je rug hebt heeft de wind op het noordelijk halfrond een afwijking naar rechts en op het zuidelijk halfrond naar links