ZugSpitze - 5/6 VWO - Gespräche führen - Auszeit vom Alltag - Vokabelliste 1
Woorden in deze lijst (52)
Origineel
- afwisselend
 - abwechslungsreich
 - toepassen
 - anwenden
 - volgeboekt
 - ausgebucht
 - de informatie
 - die Auskunft/
die Auskünfte  - de uitwisseling (van personen)
 - der Austausch
 - zich gedragen
 - sich benehmen (benahm – benommen)
 - waarnemen/
goed kijken naar  - beobachten
 - een beeld vormen van ...
 - sich ein Bild machen von ...
 - goedkoop
 - billig/
preiswert  - tot nu toe
 - bisher
 - Ik heb geen zin (meer) in ...
 - Ich habe keine Lust/
keinen Bock (mehr) auf ...  - winkelen
 - bummeln/
einen Stadtbummel machen/ shoppen  - binnenkort
 - demnächst
 - buiten het dorp
 - außerhalb des Dorfes
 - het winkelcentrum
 - das Einkaufszentrum
 - definitief
 - endgültig
 - passend
 - entsprechend
 - de toelichting
 - die Erläuterung
 - de korting
 - die Ermäßigung
 - ten eerste, ten tweede, ten derde
 - erstens, zweitens, drittens
 - luieren
 - faulenzen
 - het ontbijt
 - das Frühstück
 - de rondleiding
 - die Führung
 - in een gastgezin ondergebracht worden
 - in einer Gastfamilie untergebracht werden
 - het restaurant
 - die Gaststätte/
das Restaurant  - de omgeving/
de streek  - die Gegend
 - zojuist/
net  - gerade
 - het totaalbedrag
 - die Gesamtsumme
 - prima
 - hervorragend
 - het eiland
 - die Insel
 - piano(lessen) volgen
 - Klavierunterricht haben
 - het kamp
 - das Lager
 - lang (van tijd)
 - lange
 - voor mijn part
 - meinetwegen/
von mir aus  - het museum/
de musea  - das Museum/
die Museen  - de buurt
 - die Nachbarschaft/
das Viertel  - gebeuren
 - passieren/
geschehen (geschah - geschehen)  - voordelig
 - preisgünstig
 - de gids/
de reisgids  - der Reiseführer
 - peperduur
 - sauteuer/
sehr teuer  - beschrijven
 - schildern
 - de bezienswaardigheid
 - die Sehenswürdigkeit
 - uiterlijk (tijd)
 - spätestens
 - de plattegrond
 - der Stadtplan
 - meedoen aan
 - teilnehmen an (+3)
 - het amusement
 - die Unterhaltung
 - doorbrengen
 - verbringen (verbrachte – verbracht)
 - het plezier
 - das Vergnügen
 - op reis gaan
 - verreisen
 - van tevoren
 - im Voraus
 - terwijl/
tijdens  - während
 - betalen
 - zahlen