Nectar - 4 vmbo-gt - Hoofdstuk 8 - Bloed
Woorden in deze lijst (84)
Origineel
- aders
- bloedvaten gevuld met bloed dat van de organen naar het hart terugstroomt. Aders hebben dunne wanden en kleppen. De holle aders zijn de grootste aders
- afkicken
- stoppen met het gebruik van een drug
- amfetamine
- stimulerende drug; stimuleert de activiteit van je lichaam, onderdrukt vermoeidheid, vaak gebruikt als doping
- anabole steroïden
- deze stoffen hebben een spierversterkend effect doordat de spieren ervan groeien
- antistoffen
- stoffen die witte bloedcellen maken om ziekteverwekkers te bestrijden
- aorta
- de grootste slagader; vervoert bloed vanaf het hart naar alle organen in je lichaam
- bewustzijnsveranderende middelen
- stoffen die zorgen dat je zenuwstelsel anders werkt. Daardoor verandert je stemming en de wereld om je heen kan er anders uitzien dan in werkelijkheid. Bijvoorbeeld: lsd en paddo's
- bloedarmoede
- ziekte waarbij er een tekort is aan rode bloedcellen in het bloed. Bloedarmoede wordt vaak veroorzaakt door een gebrek aan ijzer in de voeding
- bloedcellen
- cellen die in het bloed voorkomen; rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes
- bloeddoping
- toevoegingen in het bloed, waardoor het bloed meer zuurstof kan vervoeren. Hierdoor kan het lichaam betere prestaties leveren. Bijvoorbeeld: epo
- bloeddruk
- de kracht waarmee het bloed tegen de wanden van de bloedvaten drukt
- bloedplaatjes
- de kleinste bloeddeeltjes die helpen bij de bloedstolling
- bloedplasma
- lichtgele vloeistof in het bloed; hierin zitten voedingsstoffen, afvalstoffen en bijvoorbeeld hormonen opgelost
- bloedstolling
- het dichtmaken van een wondje. De inhoud van het bloedplaatje reageert hierbij met fibrinogeen. Er ontstaat dan een draderige stof: fibrine. Met behulp van de fibrinedraden wordt het wondje afgesloten
- boezems
- het hart bestaat uit twee boezems en twee kamers. Het bloed uit organen komt via de (holle) aders in de boezems van het hart terecht
- bovendruk
- de maximale bloeddruk; ontstaat tijdens het samentrekken van de hartkamers
- bypassoperatie
- operatie waarbij een vernauwing in de kransslagader wordt verholpen door een omleiding te maken in de bloedvaten
- cholesterol
- een vetachtige stof die gaat vastzitten in bloedvaten, waardoor die vernauwd raken. Het bloed stroomt daardoor minder goed (hoge bloeddruk)
- dialyseren
- afvalstoffen uit het bloed halen met behulp van een kunstnier
- doping
- het gebruik van stoffen, waardoor je beter kunt presteren
- dotteren
- met behulp van een ballonnetje de vernauwing in een kransslagader platdrukken
- drugs
- stoffen die inwerken op je zenuwstelsel. Drie groepen: bewustzijnsveranderende, stimulerende en verdovende middelen
- fibrinedraden
- draderige stof die ontstaat tijdens de bloedstolling
- fibrinogeen
- stollingseiwit in het bloedplasma. Bij de bloedstolling zorgen de bloedplaatjes dat fibrinogeen wordt omgezet in fibrine
- gal
- hulpsap voor de vertering van vetten; wordt gemaakt door de lever en opgeslagen in de galblaas
- geestelijk afhankelijk
- wanneer iemand zo gewend is aan het effect van de drug dat hij denkt niet meer zonder te kunnen
- glucose
- de meest gebruikte energierijke stof; nodig voor de verbranding in de cellen
- glycogeen
- reservevoorraad glucose, opgeslagen in lever en spieren. Glycogeen ontstaat door het hormoon insuline. Glycogeen kan weer worden omgezet in glucose door de hormonen glucagon en adrenaline
- grote bloedsomloop
- deel van de bloedsomloop waarbij zuurstof (en voedingsstoffen) wordt afgegeven en koolstofdioxide wordt opgenomen: hart – aorta – haarvaten organen (cellen) – holle ader – hart
- haarvaten
- de kleinste bloedvaten met heel dunne wanden, waar gemakkelijk stoffen doorheen kunnen gaan
- hart
- spier die het bloed rondpompt
- hartinfarct
- door een vernauwing ergens in de kransslagader krijgt een deel van de hartspier onvoldoende glucose en zuurstof en sterft af
- hartkleppen
- kleppen tussen de boezems en de kamers van het hart. Ze zorgen dat het bloed de goede kant op stroomt tijdens het samentrekken van de boezems
- hemoglobine
- rode kleurstof in de rode bloedcellen, waarmee deze cellen zuurstof vervoeren
- hoge bloeddruk
- als de bloeddruk steeds hoger is dan gemiddeld
- holle aders
- grote aders waarin alle andere aders uitkomen, de holle aders komen uit in het hart
- kamers
- het hart bestaat uit twee boezems en twee kamers. Het bloed vanuit de kamers de slagaders in wordt gepompt, naar de organen van het lichaam
- kleine bloedsomloop
- deel van de bloedsomloop, waarbij zuurstof wordt opgenomen en koolstofdioxide wordt afgegeven: hart – longslagader – haarvaten in de longen – longader – hart
- kransader
- ader waardoor het bloed vanaf de hartspier via een holle ader weer terug naar het hart stroomt
- kransslagader
- slagader die hartspier voorziet van glucose en zuurstof; verstopping van dit bloedvat kan leiden tot een hartinfarct
- kunstnier
- apparaat dat afvalstoffen uit het bloed kan halen
- lever
- uitscheidingsorgaan dat giftige stoffen afbreekt of omzet, slaat ook glucose op in de vorm van glycogeen
- leverslagader
- ader die bloed met zuurstof van het hart naar de lever vervoert
- lichamelijk afhankelijk
- het lichaam kan niet meer goed werken zonder een bepaalde drug
- longen
- ademhalingsorganen en uitscheidingsorganen
- lymfe
- de naam van weefselvloeistof die in de lymfevaten zit
- lymfeklieren
- hierin komen de lymfevaten samen. Witte bloedcellen in de lymfeknopen bestrijden ziekteverwekkers en houden ongewenste stoffen tegen
- lymfeknopen
- hierin komen de lymfevaten samen. Witte bloedcellen in de lymfeknopen bestrijden ziekteverwekkers en houden ongewenste stoffen tegen
- lymfevaten
- hierdoor stroomt lymfe uiteindelijk terug naar het bloed. In lymfevaten zitten kleppen, de wand is dun en de druk is laag
- nierbekken
- binnenste deel van een nier, van hieruit verzamelt zich de urine richting urineleiders en blaas
- nieren
- uitscheidingsorgaan dat afvalstoffen uit het bloed filtert
- niermerg
- middelste laag van een nier
- nierschors
- buitenste laag van een nier. Giftige, overbodige en overtollige stoffen worden door filtertjes in de nierschors uit het bloed verwijderd
- onderdruk
- de minimale bloeddruk; ontstaat tijdens de hartpauze, als de boezems vollopen met bloed
- ontwenningsverschijnselen
- deze kunnen optreden bij iemand die aan een bepaalde drug verslaafd is, maar deze drug (plotseling) niet langer gebruikt
- poortader
- ader die bloed met voedingsstoffen van de dunne darm naar de lever vervoert
- rode beenmerg
- beenmerg in platte botten waarin bloeddeeltjes worden gemaakt
- rode bloedcellen
- bloedcellen met de rode kleurstof hemoglobine erin; vervoeren zuurstof
- slagaderkleppen
- kleppen in de longslagader en de aorta die ervoor zorgen dat het bloed de goede kant op stroomt tijdens het samentrekken van de kamers
- slagaders
- bloedvaten met dikke wanden, gevuld met bloed dat van het hart af naar de organen stroomt. De aorta is de grootste slagader
- sociaal afhankelijk
- je bent afhankelijk van het contact met mensen waarmee je een drug gebruikt
- stent
- een metalen gaasje
- stimulerende middelen
- stoffen die ervoor zorgen dat je zenuwstelsel sneller werkt; werkend activerend. Bijvoorbeeld: XTC en cafeïne
- uitscheiding
- het verwijderen van giftige, overtollige en overbodige stoffen uit het bloed
- uitscheidingsorganen
- verwijderen giftige, overtollige en overbodige stoffen uit je bloed; voorbeelden: lever, nieren, huid en longen
- ureum
- stof die ontstaat door het afbreken van overtollige eiwitten in de lever. Ureum wordt later weer uitgescheiden door de nieren
- urine
- vloeistof die in de nieren ontstaat; bevat giftige, overtollige en overbodige stoffen uit het bloed
- urineblaas
- hierin verzamelt zich de urine uit de nieren
- urinebuis
- hierdoor verlaat urine de urineblaas
- urineleiders
- hierdoor gaat urine van de nieren naar de urineblaas
- verdovende middelen
- stoffen die ervoor zorgen dat je zenuwstelsel trager werkt. Bijvoorbeeld: heroïne en alcohol
- verslaafd
- 1 geestelijk afhankelijk: je bent zo gewend aan het effect van een drug dat je denkt dat je niet meer zonder kan. 2 lichamelijk afhankelijk: je lichaam kan niet meer goed werken zonder een drug
- weefselvloeistof
- vloeistof tussen de cellen in de weefsels; bestaat uit bloedplasma dat uit de haarvaten is gelekt
- witte bloedcellen
- cellen die bacteriën en schadelijke stoffen opruimen in bloed, weefselvloeistof en lymfe
- zuurstof
- gas uit de lucht dat nodig is voor de verbranding; komt in je lichaam door inademing
- AV-knoop
- bestaat uit speciale cellen die de impulsen opvangen en ze vertraagd laten passeren. Hierdoor trekken de kamers iets later samen dan de boezems
- dubbele bloedsomloop
- bloedsomloop waarbij per rondgang door het lichaam het bloed twee keer door het hart stroomt
- enkelvoudige bloedsomloop
- bloedsomloop waarbij per rondgang door het lichaam het bloed maar één keer door het hart stroomt
- gesloten bloedsomloop
- bloedsomloop waarbij het bloed alleen binnen bloedvaten door het lichaam stroomt
- hartritmestoornis
- de hartslag is onregelmatig
- hartslag
- de pompende beweging van het hart
- open bloedsomloop
- bloedsomloop waarbij het bloed (gedeeltelijk) vrij in het lichaam stroomt en niet in bloedvaten
- pacemaker
- een klein kastje dat onder de huid wordt aangebracht. Het controleert de hartslag en zorgt dat het hart in het juiste ritme blijft pompen
- sinusknoop
- een groepje cellen boven in de rechterboezem van het hart. Deze cellen geven het tempo aan waarin het hart klopt