Na klar! - 1 & 2 VMBO-KGT/HAVO - Familie - Les 3 Zu Hause - Redemittel
Woorden in deze lijst (10)
Origineel
- Kun je het woord spellen?
- Kannst du das Wort buchstabieren?
- Wij hebben een huis met tuin.
- Wir haben ein Haus mit Garten.
- Wij wonen in een flat.
- Wir wohnen in einem Hochhaus.
- Ik moet helaas naar huis.
- Ich muss leider nach Hause.
- Hoeveel inwoners heeft het dorp?
- Wie viele Einwohner hat das Dorf?
- Heb je broers of zussen?
- Hast du Geschwister?
- Ik heb een broer.
- Ich habe einen Bruder.
- Hij is ouder dan ik.
- Er ist älter als ich.
- Ik heb één zus.
- Ich habe eine Schwester.
- Zij is jonger dan ik.
- Sie ist jünger als ich.