Nectar - 2 vmbo-kgt - Hoofdstuk 12 - Dieren en planten
Woorden in deze lijst (49)
Origineel
- aanpassingen
- eigenschappen van een organisme waardoor het in een bepaalde omgeving kan leven
- alleseters
- dieren die zowel dierlijk als plantaardig voedsel eten
- bastvaten
- vaten in planten waardoor vervoer van water met opgeloste voedingsstoffen plaatsvindt; liggen aan de buitenkant van de vaatbundels in de stengel
- camouflage
- door de kleur of de vorm van een dier valt het niet op in zijn omgeving
- dubbele bloedsomloop
- bloedsomloop waarbij het bloed van het hart naar de longen stroomt en daarna via het hart naar de andere organen
- enkelvoudige bloedsomloop
- bloedsomloop waarbij per rondgang door het lichaam het bloed maar één keer door het hart stroomt
- fotosynthese
- plant maakt uit water en koolstofdioxide de stoffen glucose en zuurstof; fotosynthese vindt plaats in de bladgroenkorrels van planten en er is licht voor nodig
- gesloten bloedsomloop
- bloedsomloop waarbij het bloed steeds in hart of bloedvaten stroomt
- glucose
- glucose wordt bij de fotosynthese in de bladgroenkorrels gemaakt
- hijgen
- doen dieren om warmte kwijt te raken; er stroomt lucht langs de tong waaraan het dier de lichaamswarmte afgeeft
- houtvaten
- vaten in planten waardoor vervoer van water en mineralen van de wortels naar de bladeren plaatsvindt; liggen aan de binnenkant van de vaatbundels in de stengel
- isolatie
- goed warmte vasthouden of tegenhouden door een laagje stilstaande lucht tussen vacht of veren, of door een vetlaag; zo blijft een dier warm of juist koel
- kieuwboog
- deel van de kieuw waar de kieuwplaatjes aan vastzitten
- kieuwdeksel
- klep die de kieuwholte kan openen en sluiten
- kieuwen
- ademhalingsorganen van vissen, waarmee ze zuurstof uit het water halen
- kieuwplaatje
- deel van de kieuw waarin veel bloedvaatjes zitten; hier vindt de uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide plaats
- knipkiezen
- kiezen van vleeseters; ze werken als een schaar voor het losknippen van stukjes vlees
- knobbelkiezen
- kiezen van alleseters; ze hebben knobbels waarmee ze voedsel fijnmalen
- koolstofdioxide
- gas dat planten nodig hebben voor de fotosynthese
- koudbloedig
- de lichaamstemperatuur van een koudbloedig dier hangt af van de omgevingstemperatuur; als het koud is, kan het dier niet actief zijn
- luchtstroom
- lucht die langs het lichaam strijkt voor bijvoorbeeld wind of wapperende oren van een olifant; een luchtstroom helpt mee om af te koelen
- mimicry
- een organisme lijkt op een ander, gevaarlijk organisme en misleidt zo zijn vijanden
- mineralen
- stoffen die in de bodem en in mest zitten; planten hebben mineralen nodig voor de groei
- onderkoeling
- de lichaamstemperatuur is te laag, waardoor de hartslag en ademhaling niet goed gaan
- open bloedsomloop
- bloedsomloop waarbij het bloed (gedeeltelijk) vrij door het lichaam stroomt en niet in bloedvaten
- planteneters
- dieren die alleen plantaardig voedsel eten
- plooikiezen
- kiezen van planteneters; hebben harde ribbels (plooien) op het kauwvlak voor het fijnmalen van plantaardig voedsel
- poolplanten
- planten die zijn aangepast aan de extreme kou in de poolgebieden
- stigma (stigma's)
- naam voor de gaatjes aan de zijkanten van een insect; door deze gaatjes komt er lucht met zuurstof in de tracheeën en gaat lucht met koolstofdioxide naar buiten
- tracheeën
- ademhalingsorganen van insecten; sterk vertakte buizen met lucht in het lijf van een insect
- vaatbundels
- groepjes vaten in een plant
- vaten
- buisjes waardoor het vervoer van stoffen in planten plaatsvindt
- verbranding
- glucose + zuurstof → koolstofdioxide + water + energie
- verteren
- kleinmaken van (grote) voedingsstoffen
- vleeseters
- dieren die alleen dierlijk voedsel eten
- warmbloedig
- warmbloedige dieren hebben een lichaamstemperatuur die altijd ongeveer hetzelfde is
- water
- plant haalt water uit de bodem en gebruikt dat bij de fotosynthese
- winterrust
- hiermee overleeft bijvoorbeeld een eekhoorn de winter; de eekhoorn wordt af en toe wakker om te eten; tijdens de winterrust daalt de lichaamstemperatuur, de hartslag en het aantal ademhalingen per minuut
- winterslaap
- manier van bijvoorbeeld een egel om de koude winter te overleven; tijdens de winterslaap daalt de lichaamstemperatuur, de hartslag en het aantal ademhalingen per minuut; de egel slaapt de hele winter door
- wintervacht
- dikke vacht waardoor een dier beter zijn warmte vast kan houden
- woestijnplanten
- planten die zijn aangepast aan de extreme droogte in de woestijn
- zomervacht
- dunne vacht waardoor een dier beter zijn warmte kwijt kan raken
- zuurstof
- stof die ontstaat bij de fotosynthese
- zweten
- vocht kwijtraken via de huid; door de verdamping van zweet koelt het organisme af
- erfelijk
- wat je bij je geboorte meekrijgt van je ouders; erfelijke eigenschappen bepalen voor een groot deel wie je bent en hoe je eruitziet
- evolutie
- langzame verandering van een soort
- fossielen
- versteende overblijfselen van planten of dieren die vroeger leefden
- selectie
- overleven in een omgeving doordat een organisme de juiste eigenschap heeft
- variatie in eigenschappen
- verschillen in eigenschappen tussen individuen van één soort