chapitre 3 - 3 vmbo-gt - destination vacances - phrases-clés et parler - zinnen 2
Woorden in deze lijst (9)
Origineel
- Ben je hier op vakantie?
- Tu es en vacances ici?
- Ja, ik verblijf in hotel Luxia.
- Oui, je suis à l’hôtel Luxia.
- Hoe vind je het?
- Comment tu le trouves?
- Niet slecht, er is een zwembad.
- Pas mal, il y a une piscine.
- Super, het is naast de skipiste.
- Super, c’est à côté de la piste de ski.
- Er is een ijsbaan tegenover.
- En face, il y a une patinoire.
- Het ontbijt is heel goed.
- Le petit déjeuner est très bon.
- De kamer is te klein.
- La chambre est trop petite.
- Mijn bed is niet comfortabel.
- Mon lit n’est pas confortable.