Woordenlijst 2.3 t/m 2.6

Lukas

Woorden in deze lijst (26)

Origineel

Strafrecht: Regels over wat strafbaar is en welke straffen gelden.
Burgerlijk recht (civiel recht): Regelt geschillen tussen burgers (zoals huur of echtscheiding).
Bestuursrecht: Regelt de verhouding tussen burgers en overheid (zoals vergunningen).
Rechterlijke macht: Onafhankelijke rechters die wetten toepassen en recht spreken.
Openbaar Ministerie (OM): Onderzoekt strafbare feiten en vervolgt verdachten namens de staat.
Officier van justitie: Vertegenwoordigt het OM in de rechtszaal.
Verdachte: Iemand van wie het vermoeden bestaat dat hij een strafbaar feit heeft gepleegd.
Advocaat: Verdedigt de belangen van de verdachte.
Klassieke grondrechten: Rechten die de overheid niet mag schenden (bijv. vrijheid van godsdienst).
Sociale grondrechten: Rechten waarbij de overheid moet zorgen voor voorzieningen (zoals onderwijs en gezondheidszorg).
Vrijheidsrechten: Rechten die burgers beschermen tegen de overheid.
Gelijkheidsbeginsel: Iedereen wordt gelijk behandeld in gelijke gevallen.
Rechtsgelijkheid: Iedereen is gelijk voor de wet.
Opsporing: Politie zoekt bewijs van een misdrijf.
Vervolging: Het OM besluit of iemand voor de rechter moet komen.
Terechtzitting: De rechtszaak waarin de rechter uitspraak doet.
Hoger beroep: Als een partij het niet eens is met de uitspraak, kan de zaak opnieuw worden behandeld.
Cassatie: Beoordeling door de Hoge Raad of het recht goed is toegepast.
TBS (terbeschikkingstelling): Behandeling voor daders met psychische problemen.
Strafblad: Register waarin misdrijven van iemand worden vastgelegd.
Criminaliteit: Gedrag dat volgens de wet strafbaar is.
Normen en waarden: Regels en overtuigingen over wat mensen goed of slecht vinden.
Preventie: Het voorkomen van criminaliteit.
Repressie: Het straffen van daders na het plegen van een misdrijf.
Rechtsbescherming: Bescherming van burgers tegen willekeurig optreden van de overheid.
Rechtsorde: Het geheel van rechtsregels, wetten en instanties dat de samenleving ordent.