Nectar - 5 vwo - Hoofdstuk 10 - Voeding en vertering

Nectar - 5 vwo - Hoofdstuk 10 - Voeding en vertering

Woorden in deze lijst (88)

actieve plaats
De plaats waar het enzymmolecuul bindt aan het substraatmolecuul.
activeringsenergie
De energie die nodig is om de reactie te starten.
additieven
Stoffen die zijn toegevoegd om het voedingsmiddel aantrekkelijker of langer houdbaar te maken.
ADH
aanbevolen dagelijkse hoeveelheid van een voedingsstof (N.B. ADH is ook een hormoon, zie H12)
ADI
Aanvaardbare dagelijkse inname; de maximale hoeveelheid van een additief die je per dag per kg lichaamsgewicht zonder problemen kunt eten.
alvleessap
Product van de alvleesklier, bevat de pH verhogende stof HCO3- en enzymen die koolhydraten, eiwitten en vetten verteren.
aminozuren
bouwstenen van eiwitten
amylase
Enzym dat zetmeel afbreekt.
antiport
Transport waarbij stoffen samen in tegengestelde richting door een membraan bewegen.
apolair
met een gelijke ladingsverdeling
appendix
wormvormig aanhangsel van de blindedarm
atherosclerose
Dichtslibben van de slagaders door vetophoping.
bilirubine
afbraakproduct van hemoglobine, afkomstig uit levercellen
blindedarm
begin van de dikke darm
chylomicron
Een blaasje vetten, verpakt in een hydrofiele coating.
chymotryptase
Enzym uit de alvleesklier dat eiwitmoleculen en polypeptiden afbreekt.
condensatie
Reactie bij de assimilatie van moleculen waarbij water afsplitst.
cotransport
Transport waarbij stoffen samen bewegen samen door een membraan.
darmflora (microbiotica)
de verschillende soorten in je darmkanaal
darmplooien
Golfvormige opbouw van de wand van de dunne darm, waardoor het oppervlak voor de resorptie vergroot.
darmsapklieren
Klieren in de darmwand die darmsap met enzymen afgeven aan de dunne darm.
denatureren
Verlies van de ruimtelijke structuur van eiwitten, waardoor ze ook hun werking verliezen.
diglyceride
Vetachtige stof, bestaat uit glycerol en twee vetzuren.
dikke darm
Deel van het verteringskanaal na de dunne darm, bevat bacteriën (darmflora). Haalt water uit de voedselbrij.
dipeptidase
Enzym dat een dipeptide splitst in twee aminozuren.
dipeptiden
een molecuul dat bestaat uit twee aminozuren
disacharide
twee aan elkaar gekoppelde monosachariden, bijvoorbeeld twee moleculen glucose vormen maltose
dunne darm
Deel van het verteringskanaal tussen de maag en dikke darm. Zie: darmsapklieren en resorptie
eiwitten
- bouwstof voor onder andere enzymen en spieren - brandstof
emulsie
Een mengsel van vloeistoffen die normaal gesproken niet mengen (zoals water en olie).
endeldarm (rectum)
Laatste stuk van de dikke darm, slaat ontlasting op.
enzymen
Eiwitten die een specifieke reactie versnellen zonder zelf te veranderen.
enzym-substraatcomplex
binding van een enzymmolecuul met het bijbehorende substraatmolecuul
gal
Product van de lever, draagt bij aan de vertering van vetten door het oppervlak van vetdruppels te vergroten (emulgeren). De galblaas slaat gal tijdelijk op.
gebreksziekte
Ziekten die ontstaan bij een gebrek aan een vitamine.
HDL ('high density lipoproteins')
Transportblaasjes in de bloedbaan met veel eiwitten die cholesterol uit de bloedbaan naar de lever transporteren.
hydrofoob
onoplosbaar in water
hydrolyse
Splitsen van een macromolecuul met behulp van water.
koolhydraten
- brandstof voor de cellen in de vorm van glucose - bouwstof voor bijvoorbeeld receptoreiwitten - reservestof voor mens en dier (glycogeen)
LDL ('low density lipoproteins')
Transportblaasjes die cholesterol uit de lever in de bloedbaan afgeven.
lipase
Enzym uit de alvleesklier dat vetmoleculen afbreekt tot glycerol, vetzuren en monoglyceriden.
lymfevaten
Transportvaten naast het bloedvatsysteem, vervoeren het grootste deel van in de darm opgenomen vetachtige stoffen naar de ondersleutelbeenaders.
maag
Deel van het verteringskanaal tussen slokdarm en twaalfvingerige darm. Kneedt het voedsel (zie darmperistaltiek), verteert eiwitten, doodt bacteriën door maagzuur.
maagportier
Kringspier aan het einde van de maag die het voedsel in de maag vasthoudt en beetje bij beetje doorgeeft aan de twaalfvingerige darm.
maagsapklieren
Klieren die maagsap afgeven aan de maaginhoud.
macromoleculen
Moleculen die zijn opgebouwd uit grote aantallen kleinere moleculen.
mechanische verkleining
Het verkleinen van voedseldeeltjes door te kauwen. Hierdoor neemt het oppervlak van de voedseldeeltjes toe.
micellen
kleine vetdruppeltjes, van enkele tientallen nanometers groot, in een emulsie
microbioom
Alle micro-organismen soorten die in en op je lichaam leven.
microvilli
Membraanuitstulpingen van de dekweefselcellen in de darmwand. Geven een vergroting van het darmoppervlak.
monoglyceride
Vetachtige stof, bestaat uit glycerol en een vetzuur.
monosacharide
enkelvoudig suiker molecuul, bijvoorbeeld glucose
Na+-K+-pomp
Membraaneiwit dat Na+-ionen actief de cel uitpompt en K+-ionen de cel in.
nuclease
Enzymen uit het alvleessap en dunne darmsap die DNA en RNA uit het voedsel afbreken.
oligopeptide
een macromolecuul van een klein aantal aminozuren
optimum-pH
De pH (zuurgraad) waarbij de werkzame enzymmoleculen samen het hoogste aantal omzettingen per tijdseenheid verrichten.
optimumtemperatuur
De temperatuur waarbij de werkzame enzymmoleculen samen het hoogste aantal omzettingen per tijdseenheid verrichten.
pepsinogeen
Inactief pro-enzym van de maagsapklieren waaruit in de maag onder invloed van het zoutzuur het actieve pepsine ontstaat.
peptase
Actief enzym in de maag dat eiwitten afbreekt.
peptidase
Enzym dat polypeptiden en oligopeptiden splitst. Een exopeptidase snijdt een aminozuur aan het uiteinde af, een endopeptidase knipt middenin een polypeptide.
peptidebinding
binding tussen een carboxylgroep (-COOH) en een aminogroep (-NH2) van twee aminozuren
peristaltische bewegingen
Samentrekking van lengte- en kringspieren, waardoor de voedselbrij door het darmkanaal gaat.
polair
met een ongelijke ladingsverdeling
polypeptide
een macromolecuul van enkele tientallen aminozuren
polysacharide
macromolecuul, opgebouwd uit een groot aantal monosachariden
poortader
Bloedvat (ader) dat stoffen van het darmkanaal naar de lever transporteert
prebiotica
Onverteerbare plantenresten waar nuttige bacteriën in je darm van leven.
probiotica
Bacteriën in je voedsel die je gezondheid bevorderen.
resorptie
de opname van voedingsstoffen
slokdarm
Eerste deel van het verteringskanaal, brengt voedsel van mondholte naar maag.
speekselklieren
Klieren die speeksel afgeven aan de mondholte.
spoorelementen
Mineralen waar je maar weinig nodig hebt.
substraatmolecuul
Het molecuul of de moleculen waar het enzymmolecuul op inwerkt.
substraatspecifiek
Enzymen katalyseren de reactie van slechts één type substraat.
symport
Transport waarbij stoffen samen in dezelfde richting door een membraan bewegen.
tight-junction
strakke verbindingen tussen twee cellen, onder andere in het darmepitheel
triglyceride
Vetmolecuul, bestaat uit glycerol en drie vetzuren.
tryptase
Enzym uit de alvleesklier dat eiwitmoleculen en polypeptiden afbreekt.
twaalfvingerige darm
Begin van de dunne darm, waarin alvleessap en gal uitkomen.
vertering
de afbraak van moleculen uit het voedsel door enzymen
verteringsenzymen
Enzymen die samengestelde moleculen in het verteringskanaal afbreken tot voor de darmcellen opneembare moleculen.
vetten
- brandstof voor cellen - bouwstof voor membranen en hormonen - warmte-isolatie - reservestof voor mens en dier
villi
Darmvlokken, uitstulping van de wand van de dunne darm, waardoor het oppervlak voor de resorptie vergroot.
vitaminen
Essentiële voedingsstoffen die het lichaam in kleine hoeveelheden nodig heeft.
voedingsstoffen
onderdelen van voedingsmiddelen, zoals eiwitten en koolhydraten
voedingsvezels
onverteerbare plantaardige koolhydraatmoleculen
voedselallergie
een heftige reactie op een normale voedingsstof
zoutzuur
Zuur uit de maagsapklieren dat bacteriën doodt en bijdraagt aan de eiwitvertering door pepsinogeen te activeren tot het actieve pepsine. Heet ook wel maagzuur.
Hoi Gast!