Unit 2 - Lesson 4 - Reading - ENG/NL
Woorden in deze lijst (20)
Origineel
- biscuit (UK)
- koekje
- cookie (US)
- koekje
- butter
- boter
- carrot
- wortel
- chicken
- kip
- to cook
- koken
- delicious
- heerlijk
- (side) dish
- (bij)gerecht
- ice cream
- ijs
- juice
- (vruchten)sap
- main (course)
- hoofdgerecht
- meal
- maaltijd
- orange
- sinaasappel
- to order
- bestellen
- pie
- taart
- pudding (UK)
- toetje/dessert
- dessert (UK/US)
- toetje/dessert
- to serve
- serveren
- starter
- voorgerecht
- to taste
- proeven/smaken
