Na klar! 3 VMBO-GT B - Leipzig - Lektion 3 Sprich mal - Redemittel
Woorden in deze lijst (12)
Origineel
- Welke sporten doe je?
- Welche Sportarten treibst du?
- Ik zwem, dans en voetbal.
- Ich schwimme, tanze und spiele Fußball.
- Wat doe je het liefst?
- Was machst du am liebsten?
- Het liefst voetbal ik.
- Am liebsten spiele ich Fußball.
- Waarom voetbal je graag?
- Warum spielst du gern Fußball?
- Ik heb een geweldig elftal.
- Ich habe eine tolle Mannschaft.
- Het is fijn om buiten te zijn.
- Es macht Spaß, draußen zu sein.
- Ik voel me lekker, als ik voetbal.
- Ich fühle mich gut, wenn ich Fußball spiele.
- Wat kun je beter: dansen of zwemmen?
- Was kannst du besser: tanzen oder schwimmen?
- Ik kan goed dansen, maar zwemmen kan ik beter.
- Ich kann gut tanzen, aber schwimmen kann ich besser.
- Naar welke sport kijk je graag?
- Welchen Sport siehst du dir gern an?
- Ik kijk graag naar schaatsen op televisie.
- Ich sehe mir gern Eislaufen im Fernsehen an.
