chapitre 3 - 3 vmbo-gt - destination vacances - phrases-clés et parler - zinnen
Woorden in deze lijst (13)
Origineel
- Waar ga je heen?
- Tu vas où?
- Ik ga naar Toulouse met de trein.
- Je vais à Toulouse en train.
- Hoe laat vertrek jij?
- Tu pars à quelle heure?
- Ik vertrek om twee uur.
- Je pars à deux heures.
- Hoelang duurt de reis?
- Le voyage dure combien de temps?
- De reis duurt een uur.
- Le voyage dure une heure.
- Is het een rechtstreekse trein?
- C'est un train direct?
- Nee, je moet overstappen in ...
- Non, il faut changer à ...
- Moet je reserveren?
- Il faut réserver?
- Ja, dat is verplicht.
- Oui, c’est obligatoire.
- Nee, dat is niet nodig.
- Non, ce n’est pas nécessaire.
- Hoeveel kost een enkele reis?
- Ça coûte combien, un aller-simple?
- Dat kost 15 euro.
- Ça coûte 15 euros.
