Lesstof

Leerboek - HAVO/VWO/GYMNASIUM (5.0e editie)
2 GRAMMAR
Paragrafen
1 Present simple (o.t.t.: onvoltooid tegenwoordige tijd)
2 Present continuous (o.t.t.: onvoltooid tegenwoordige tijd)
3 Past simple (o.v.t.: onvoltooid verleden tijd)
4 Past continuous (o.v.t.: onvoltooid verleden tijd)
5 Present perfect (v.t.t.: voltooid tegenwoordige tijd)
6 Present perfect continuous (v.t.t.: voltooid tegenwoordige tijd)
7 Past perfect (v.v.t.: voltooid verleden tijd)
8 Past perfect continuous (v.v.t.: voltooid verleden tijd)
9 Future (o.t.t.t.: onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd)
10 Making questions and negative sentences (vragen en ontkenningen)
11 Passive (lijdende vorm)
12 Direct speech and indirect speech (directe rede en indirecte rede)
13 Word order (woordvolgorde)
14 Gerund
15 Adjectives and adverbs (bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden)
16 Some confusing adjectives and adverbs
17 Comparisons (vergelijkingen)
18 Genitive (bezit): 's' / ' / of
19 Personal pronoun (persoonlijk voornaamwoord)
20 Demonstrative pronoun (aanwijzend voornaamwoord)
21 Indefinite pronoun (onbepaald voornaamwoord)
22 Possessive pronoun (bezittelijk voornaamwoord)
23 Relative pronoun (betrekkelijk voornaamwoord)
24 Interrogative pronoun (vragend voornaamwoord)
25 Auxiliaries (hulpwerkwoorden)
26 Want (iets willen van iemand) / make / would like / mind / willing
27 If and when
28 Sentences with 'if'
29 Plural and singular forms (meervoudsvormen en enkelvoudsvormen)
30 Definite article (bepaald lidwoord)
31 Indefinite article (onbepaald lidwoord)
32 Prepositions (voorzetsels)
33 Irregular verbs (onregelmatige werkwoorden)