- Productiefunctie
- De relatie tussen de hoeveelheid ingezette productiefactoren en de maximale output die daarmee kan worden geproduceerd.
- Productiefactoren
- De middelen die nodig zijn voor productie, zoals kapitaal, arbeid, natuur en ondernemerschap.
- Kapitaal
- Goederen en financiële middelen die worden gebruikt voor productie.
- Arbeid
- Menselijke inspanning die bijdraagt aan productie.
- Natuur
- Grond en natuurlijke hulpbronnen die worden gebruikt in productie.
- Ondernemerschap
- Het vermogen om productiefactoren te combineren en te beheren voor productie.
- Rente
- De vergoeding voor het gebruik van kapitaal.
- Loon
- De vergoeding voor arbeid.
- Pacht
- De vergoeding voor het gebruik van natuur.
- Winst
- De vergoeding voor ondernemerschap.
- Totale factorproductiviteit
- Een maatstaf voor de efficiëntie waarmee kapitaal en arbeid worden gebruikt in productie.
- Arbeidsproductiviteit
- De hoeveelheid output per werknemer.
- Kapitaalproductiviteit
- De hoeveelheid output per eenheid kapitaal.
- Afnemende meeropbrengsten
- Het fenomeen waarbij extra inzet van een productiefactor leidt tot een kleinere toename van de output.
- Conjunctuur
- De schommelingen in de economische activiteit op de korte termijn.