- Primaire geslachtskenmerken
- Geslachtskenmerken die vanaf de geboorte aanwezig en zichtbaar zijn, zoals de schaamlippen en de vagina.
- Secundaire geslachtskenmerken
- Geslachtskenmerken die zich ontwikkelen tijdens de puberteit, zoals borsten, bredere heupen, buikvet en schaamhaar.
- Eierstokken
- Organen waar eicellen zich bevinden en rijpen.
- Eileider
- Buis die eicellen naar de baarmoeder leidt.
- Baarmoeder
- Gespierd orgaan bekleed met slijmvlies waar een baby zich kan ontwikkelen.
- Urineblaas
- Organel waar urine tijdelijk wordt opgeslagen.
- Urinebuis
- Buis die urine naar buiten het lichaam vervoert.
- Vagina
- Kanaal waar de penis in komt tijdens geslachtsgemeenschap en waar de baby het lichaam verlaat.
- Venusheuvel
- Uitwendig deel boven de schaamlippen.
- Clitoris
- Gevoelig bobbeltje voor seksuele prikkels.
- Maagdenvlies
- Weefsel aan de ingang van de vagina, niet bij alle meisjes aanwezig.
- Vruchtbaarheid
- Begint vanaf de eerste menstruatie.
- Orgasme
- Hoogtepunt van seksuele opwinding, kan bereikt worden door stimulatie van de clitoris.