- Aanpassingen bij dieren
- Hoe dieren zich aangepast hebben aan hun omgeving
- Waterdieren
- Dieren die leven in water en zich hebben aangepast aan hun omgeving
- Gestroomlijnd lichaam
- Lichaamsvorm die weerstand in water vermindert
- Schubben met slijmlaag
- Vermindert weerstand in water voor vissen
- Witte onderkant
- Maakt waterdieren minder zichtbaar voor roofdieren van onderaf
- Zoolgangers
- Dieren die op hun hele zool lopen, zoals mensen
- Teengangers
- Dieren die op hun tenen lopen, zoals honden en katachtigen
- Hoefgangers
- Dieren die op de toppen van hun tenen lopen, zoals schapen, geiten en paarden
- Dikke vacht
- Houdt warmte vast in koude omgevingen
- Dunne vacht
- Verliest warmte in warme omgevingen
- Steltlopers
- Vogels met lange poten voor ondiep water en een priemsnavel voor bodemdiertjes
- Roofvogels
- Vogels met scherpe klauwen en snavel voor het vangen en eten van prooien
- Zangvogels
- Vogels die makkelijk op takken kunnen zitten en zaden of insecten eten
- Watervogels
- Vogels met vliezen tussen tenen en waterafstotende veren
- Zeefsnavel
- Snavel waarmee watervogels waterplantjes uit het water zeven