- A-klimaat
- Tropisch regenwoudklimaat, gekenmerkt door veel neerslag.
- B-klimaat
- Woestijnklimaat, gekenmerkt door zeer droge omstandigheden.
- Breedtegraad
- De geografische coördinaat die de afstand van een plaats tot de evenaar aangeeft.
- BS-klimaat
- Steppeklimaat, gekenmerkt door droge omstandigheden.
- C-klimaat
- Maritiem klimaat van de gematigde zone.
- Continentale klimaten
- Klimaat dat beïnvloed wordt door de nabijheid van landmassa's.
- D-klimaat
- Landklimaat, ook wel continentaal klimaat genoemd.
- Droge klimaten
- Klimaat in de B-zone, gekenmerkt door weinig neerslag.
- Droogte
- Periode met weinig of geen neerslag.
- E-klimaat
- Koud klimaat, ver van de evenaar.
- Gematigde zone
- Gebied met maritieme en continentale klimaten.
- Hoogte klimaat
- Klimaat dat beïnvloed wordt door de hoogte van een gebied.
- Klimaatclassificatie van Köppen
- Een indeling die gebruikt wordt om gebieden in te delen naar klimaat.
- Klimaatgebieden
- Gebieden ingedeeld naar klimaat volgens de klimaatclassificatie van Köppen.
- Klimaatsysteem
- Het systeem dat gebruikt wordt om klimaten te classificeren.
- Landklimaat
- Klimaat dat beïnvloed wordt door de nabijheid van landmassa's.
- Luchtdrukgebieden
- Gebieden met hoge of lage luchtdruk die invloed hebben op het weer.
- Maritiem klimaat
- Klimaat dat beïnvloed wordt door de nabijheid van de zee.
- Polaire klimaten
- Klimaat in de E-zone, gekenmerkt door koude temperaturen.
- Regenschaduw
- Gebied dat weinig neerslag ontvangt omdat het aan de lijzijde van een gebergte ligt.
- Savannenklimaat
- Klimaat met een droge en een natte periode.
- Tropisch regenwoudklimaat
- Klimaat met veel neerslag en hoge temperaturen.
- Tropische klimaten
- Klimaat in de A-zone, gekenmerkt door hoge temperaturen en veel neerslag.
- Tundra klimaat
- Klimaat met koude temperaturen en weinig neerslag.
- Wintertrokken
- Droog in de winter.
- Zeeklimaat
- Klimaat dat beïnvloed wordt door de nabijheid van de zee.
- Zeestromen
- Beweging van zeewater die invloed heeft op het klimaat.