Nectar - 4 vmbo-k - Hoofdstuk 7 - Ademen en eten

Nectar - 4 vmbo-k - Hoofdstuk 7 - Ademen en eten

Woorden in deze lijst (96)

ADH
aanbevolen dagelijkse hoeveelheid; hoeveel je per dag van een voedingsmiddel nodig hebt
adrenaline
hormoon dat wordt gemaakt door de bijnier. Adrenaline zorgt voor een snelle omzetting van glycogeen in glucose, waardoor het glucosegehalte in het bloed stijgt
alleseters
eten plantaardig en dierlijk voedsel
alvleesklier
bij de vertering betrokken klier die alvleessap produceert
alvleessap
verteringssap uit de alvleesklier dat koolhydraten, eiwitten en vetten afbreekt
beschermende stoffen
groep voedingsstoffen die dienen voor het goed laten verlopen van processen in je lichaam
borstademhaling
ademhalen door de borstkas (ribben en borstbeen) uit te zetten en terug te laten zakken (zie ook ribademhaling)
bouwstoffen
groep voedingsstoffen die je nodig hebt voor groei of onderhoud van de cellen in je lichaam
bronchiën
vertakking van de luchtpijp
buikademhaling
ademhalen door het middenrif platter en weer boller te maken (zie ook middenrifademhaling)
cellen
kleinste bouwstenen van het lichaam
cellulose
koolhydraat waaruit de celwanden van plantencellen zijn opgebouwd
darmplooien
uitstulping van de wand van de dunne darm
darmsap
verteringssap uit de wand van de dunne darm dat koolhydraten en eiwitten afbreekt
darmvlokken
uitstulping van een darmplooi
dikke darm
stuk darm na de dunne darm; hier wordt water uit de onverteerde voedselresten gehaald en opgenomen in het bloed
dunne darm
deel van het verteringsstelsel waar de vertering wordt voltooid en de voedingsstoffen worden opgenomen in het bloed
eiwitten
bouwstoffen; je hebt ze nodig voor het maken van nieuwe cellen
endeldarm
laatste stuk van de dikke darm, waar de poep wordt opgeslagen
energierijke stoffen
groep voedingsstoffen die energie leveren bij verbranding in je cellen
enzymen
stoffen in verteringssappen die bepaalde voedingsstoffen afbreken en daarbij zelf onveranderd blijven
gal
hulpstof voor de vertering van vetten; wordt gemaakt door de lever en opgeslagen in de galblaas
gaswisseling
uitwisseling van gassen in de longblaasjes of kieuwen. Zuurstof gaat naar het bloed, koolstofdioxide gaat vanuit het bloed naar de lucht (longblaasjes) of naar het water (kieuwlamellen)
gedaanteverwisseling
de inwendige en uitwendige veranderingen tijdens de ontwikkeling van eitje tot volwassen kikker
glucagon
hormoon dat wordt gemaakt door de alvleesklier; zorgt voor omzetting van glycogeen in glucose
glucose
plantensuiker; een energierijke voedingsstof die in je cellen wordt verbrand
glycogeen
vorm waarin glucose wordt opgeslagen in de lever en spieren
haarvaten
de kleinste bloedvaten met heel dunne wanden, waar gemakkelijk stoffen doorheen kunnen gaan
huid
sommige dieren hebben een dunne huid waardoor zuurstof direct het bloed in kan gaan
huig
klepje dat bij slikken de neusholte afsluit
inademen
de longen worden groter en lucht stroomt naar binnen
insuline
hormoon dat wordt gemaakt door de alvleesklier; zorgt voor de omzetting van glucose in de reservestof glycogeen (in lever en spieren)
inwendige kieuwen
kieuwen die onder de huid liggen
kieuwen
ademhalingsorganen waarmee organismen zuurstof uit het water halen
kieuwlamellen
kleinste onderdelen van een kieuw; zitten op een kieuwplaatje. In de kieuwlamellen vindt de gaswisseling plaats
kieuwplaatjes
deel van de kieuw waar de kieuwlamellen zich bevinden
knipkiezen
kiezen van vleeseters; de kiezen zijn puntig en dienen om het vlees van een prooi te kunnen losknippen
knobbelkiezen
kiezen van alleseters; de kiezen zijn rond van boven en kunnen voedsel een beetje knippen en een beetje malen
koolhydraten
energierijke stoffen; zetmeel, glycogeen en alle soorten suiker
koolstofdioxide
afvalstof van de verbranding; verlaat je lichaam bij uitademing
kraakbeenringen
hoefijzervormige verstevigingen in de wand van de luchtpijp
longblaasjes
kleinste deel van een long, dat in een trosje aan het eind van een luchtpijptakje zit. In de longblaasjes vindt gaswisseling plaats
longen
ademhalingsorganen waarmee organismen op het land zuurstof uit de lucht halen
luchtpijp
hierin komt de ingeademde lucht vanuit je neus en mond
luchtpijptakjes
kleine buisjes aan het einde van de bronchiën, ze zitten in je longen
maag
een soort gespierde zak, waarin het voedsel flink wordt gekneed. Hier vindt ook vertering plaats door maagsap
maagsap
verteringssap uit de wand van de maag dat eiwitten afbreekt. Maagsap bevat ook zuur dat bacteriën doodt
maagzuur
een zuur in maagsap dat bacteriën doodt
middenrif
taai gespierd vlies dat tussen de borst- en buikholte zit. Als de middenrifspieren samentrekken, beweegt het middenrif naar beneden
middenrifademhaling
ademhalen door het middenrif platter en weer boller te maken (zie ook buikademhaling)
mineralen
beschermende stof en bouwstof, bijvoorbeeld ijzer of kalk (calcium)
mondholte
hier wordt voedsel gekauwd en vindt de eerste vertering plaats door speeksel
orgaan
deel van het lichaam van organisme met een bepaalde functie
orgaanstelsel
aantal organen die samenwerken aan één bepaalde taak van het lichaam
ontlasting
poep; bestaat voor een groot deel uit onverteerbare stoffen
peristaltische bewegingen
spierbewegingen door kringspieren en lengtespieren in de wand van je verteringsstelsel, die de voedselbrij mengen met verteringssappen en door het verteringsstelsel duwen
planteneters
eten alleen plantaardig voedsel
plooikiezen
kiezen van planteneters; hebben harde richels waarmee het voedsel fijngemalen wordt
poep
ontlasting; bestaat voor een groot deel uit onverteerbare stoffen
referentiewaarde
aanbevolen dagelijkse hoeveelheid van een voedingsmiddel, zie ook ADH
ribademhaling
ademhalen door de borstkas (ribben en borstbeen) uit te zetten en terug te laten zakken (zie ook borstademhaling)
schijf van vijf
hulpmiddel om gezond en gevarieerd eten te kiezen; bestaat uit vijf vakken
slijmcellen
cellen in het slijmvlies van je luchtpijp en bronchiën die slijm maken
slijmvlies
weefsel aan de binnenkant van de luchtpijp dat slijmcellen en trilhaarcellen bevat
speeksel
verteringssap uit de speekselklieren dat koolhydraten afbreekt
stigma
opening van een trachee in het achterlijf van een insect
strotklepje
klepje dat bij slikken de luchtpijp afsluit
tracheeën
ademhalingsorgaan van insecten; sterk vertakte buizen in het lichaam
trilhaarcellen
cellen in het slijmvlies van je luchtpijp en bronchiën met trilharen die het slijm naar de keelholte bewegen
twaalfvingerige darm
in de twaalfvingerige darm komt alvleessap en gal bij het voedsel
uitademen
de longen worden kleiner en de lucht gaat de longen uit
uitscheidingsorganen
verwijderen giftige, overtollige en overbodige stoffen uit je bloed; voorbeelden: lever, nieren, huid en longen
uitwendige kieuwen
bestaan uit dunne huidplooien met veel bloedvaatjes, bevinden zich aan de buitenkant van het lichaam
verbranding
het vrijmaken van energie uit energierijke voedingsstoffen
vertering
het zo klein maken van grote voedingsstoffen dat ze via de dunne darmwand kunnen worden opgenomen in het bloed
verteringsstelsel
orgaanselsel met als taak het kleiner maken van voedsel
verteringssap
wordt afgegeven door verteringsklieren in verteringsstelsel om grote voedingsstoffen klein te maken
vetten
energierijke voedingsstoffen en bouwstoffen. Je lichaam slaat vet op onder de huid en rondom organen in de buikholte
vitaminen
beschermende stoffen, bijvoorbeeld vitamine A,B,C of D
vleeseters
eten alleen dierlijk voedsel
voedingsmiddelen
alles wat je eet of drinkt
voedingsmiddelentabel
tabel waarin van bijna alle voedingsmiddelen staat welke voedingsstoffen erin zitten
voedingsstoffen
stoffen in voedingsmiddelen: zetmeel, suiker, vetten, eiwitten, mineralen, vitamines en water
voedingsvezels
onverteerbare stoffen uit plantencellen die ervoor zorgen dat de spieren in je darmen actief blijven
voedingswaarde
geeft aan hoeveel (gezonde) voedingsstoffen en energie in een maaltijd of voedingsmiddel zitten
water
een bouwstof; je cellen bestaan voor het grootste deel uit water. Water is ook een afvalstof van de verbranding
weefsel
groep cellen met dezelfde vorm en functie
zuurstof
gas uit de lucht dat nodig is voor de verbranding; komt in je lichaam door inademing
cholesterol
een vetachtige stof die gaat vastzitten in bloedvaten, waardoor die vernauwd raken. Het bloed stroomt daardoor minder goed (hoge bloeddruk)
maximumtemperatuur
de hoogste temperatuur waarbij een enzym nog werkt. Bij een nog hogere temperatuur gaat het enzym stuk
minimumtemperatuur
de laagste temperatuur waarbij een enzym kan werken
onverzadigde vetten
zachte vetten; gezonde vetten die het cholesterol in je bloed niet verhogen
optimumtemperatuur
de temperatuur waarbij een enzym het snelst werkt
verzadigde vetten
harde vetten; ongezonde vetten die het cholesterol in je bloed verhogen
vaste vetten
zie verzadigde vetten
vloeibare vetten
zie onverzadigde vetten
Hoi Gast!