hoofdstuk 1

hoofdstuk 1

Wesley
1

Woorden in deze lijst (33)

Gevarenpictogrammen
Symbolen die de risico's en gevaren van chemische stoffen aangeven.
H-zin
Een zin die het gezondheidsrisico van een chemische stof beschrijft (H staat voor "hazard").
P-zin
Een zin die voorzorgsmaatregelen beschrijft om ongelukken te voorkomen (P staat voor "prevention").
Periodiek Systeem der Elementen
Een tabel die alle chemische elementen ordent op basis van hun eigenschappen.
Relatieve Atoommassa
De massa van een atoom van een element, uitgedrukt ten opzichte van een referentiemassa.
Oxidatiegetal
Een getal dat de lading van een atoom in een verbinding aangeeft.
Symbool
De een- of tweeletterige notatie voor een element, zoals O voor zuurstof.
Atoomnummer
Het aantal protonen in de kern van een atoom; uniek voor elk element.
Dichtheid (ρ)
Massa per volume-eenheid van een stof, uitgedrukt in kg/m³ of g/cm³.
Pauzevlam
Een gele, minder hete vlam van de bunsenbrander die wordt gebruikt als je de brander niet actief nodig hebt.
Blauwe vlam
Een hete vlam van de bunsenbrander die zorgt voor volledige verbranding, geschikt voor experimenten.
Smeltpunt
De temperatuur waarbij een vaste stof overgaat in een vloeistof.
Kookpunt
De temperatuur waarbij een vloeistof overgaat in gasvorm.
Chemische reactie
Een proces waarbij stoffen veranderen in andere stoffen met nieuwe eigenschappen.
Oplosbaarheid
Het vermogen van een stof om op te lossen in een oplosmiddel, zoals water.
Brandbaarheid
De mate waarin een stof in brand kan vliegen.
Fase
De toestand van een stof bij kamertemperatuur, zoals vast, vloeibaar of gas.
Labjas
Beschermende kleding die in het lab wordt gedragen om kleren en huid te beschermen tegen chemische stoffen.
Veiligheidsbril
Een bril die de ogen beschermt tijdens experimenten.
Chemie
De wetenschap die stoffen en hun eigenschappen bestudeert.
Stofeigenschappen
Kenmerken die een stof beschrijven, zoals dichtheid, kleur en fase.
Mengsel
Een stof die uit verschillende soorten moleculen bestaat, zoals modder, sinaasappelsap of cola.
Zuivere stof
Een stof die uit één soort molecuul of atoom bestaat en een specifiek kookpunt heeft, zoals water of zout.
Verbinding
Een zuivere stof die uit verschillende elementen bestaat, zoals water (H₂O) of koolstofdioxide (CO₂).
Element
Een zuivere stof die uit één soort atoom bestaat, zoals zuurstof (O₂) of koolstof (C).
Index
Het getal in een molecuulformule dat aangeeft hoeveel atomen van een bepaald element in het molecuul aanwezig zijn, bijvoorbeeld de "2" in H₂O.
Oplossing
Een helder mengsel waarin de stoffen volledig zijn opgelost, zoals suikerwater.
Suspensie
Een troebel mengsel van een vaste stof in een vloeistof waarbij de vaste stof niet volledig oplost, zoals modderwater.
Emulsie
Een troebel mengsel van twee niet goed mengbare vloeistoffen, zoals olie en water.
Rook
Een mengsel van vaste deeltjes (zoals roet) in een gas, zoals lucht.
Schuim
Een mengsel van gas (zoals lucht) in een vloeistof, zoals zeepsop.
Nevel
Een mengsel van kleine vloeistofdruppeltjes in een gas, zoals mist.
Emulgator
Een stof die helpt om twee niet goed mengbare vloeistoffen (zoals olie en water) te mengen en een stabiel mengsel te vormen.
Hoi Gast!