Begrippen van Klimaatgebieden
Woorden in deze lijst (20)
Origineel
- Breedtegraad
- De geografische breedte van een locatie, bepalend voor de invalshoek van zonnestralen.
- Droge klimaten
- Klimaten met weinig neerslag, zoals woestijn- en steppeklimaten.
- Hoogteligging
- De hoogte van een locatie boven zeeniveau, beïnvloedt temperatuur.
- Klimaatfactoren
- Factoren die het klimaat van een gebied beïnvloeden, zoals breedteligging en hoogteligging.
- Klimaatgebieden
- Gebieden met een specifiek klimaat, bepaald door temperatuur en neerslag.
- Köppen klimaatsysteem
- Een systeem om klimaten te classificeren met letters.
- Koude klimaten
- Klimaten met lage temperaturen, vaak in poolgebieden of hooggebergten.
- Landklimaten
- Klimaten met grote temperatuurverschillen tussen zomer en winter.
- Leizijde
- De kant van een berg waar de lucht daalt en het droog is.
- Loefzijde
- De kant van een berg waar de wind omhoog wordt gestuwd en regen valt.
- Luchtcirculatie
- De beweging van lucht over de aarde, beïnvloed door temperatuur en drukverschillen.
- Luchtdrukgebieden
- Gebieden met hoge of lage luchtdruk die het weer beïnvloeden.
- Steppeklimaat
- Een droog klimaat met 200-400 mm neerslag per jaar.
- Stralingsbalans
- Het evenwicht tussen inkomende en uitgaande straling op aarde.
- Stuwingsregen
- Regen die ontstaat wanneer lucht tegen een berghelling opstijgt.
- Tropische klimaten
- Klimaten met een gemiddelde temperatuur boven de 18 graden Celsius.
- Tundra
- Een koud klimaat met temperaturen tussen 0 en 10 graden Celsius.
- Woestijnklimaat
- Een zeer droog klimaat met minder dan 200 mm neerslag per jaar.
- Zee klimaten
- Klimaten met milde winters en koele zomers, beïnvloed door de nabijheid van zee.
- Zeestromen
- Grote stromen van zeewater die warmte over de aarde verspreiden.