Nectar - 2-3 vwo - Hoofdstuk 8 - Je lichaam werkt
Woorden in deze lijst (78)
Origineel
- ademcentrum
- deel van je hersenen dat de ademhaling regelt; impulsen vanuit de koolstofdioxide-zintuigcellen worden er verwerkt en het verstuurt impulsen naar de tussenribspieren en middenrifspieren
- ademfrequentie
- het aantal ademhalingen per minuut
- ademhalingsstelsel
- bestaat uit de organen luchtpijp, bronchiën en longen en heeft als functie zuurstof opnemen uit de lucht en koolstofdioxide afgeven aan de lucht
- ademvolume
- de hoeveelheid lucht in liters, die je per minuut kunt in- en uitademen
- aders
- bloedvaten die het bloed van de organen terugvoeren naar het hart
- aorta
- grootste slagader; voert zuurstofrijk bloed vanuit de linkerkamer in de richting van alle organen, behalve de longen
- AV-knoop
- groep cellen die de impulsen vanaf de boezems opvangt en vertraagd doorgeeft aan de harttussenwand
- bloedcellen
- zitten in je bloed; er zijn rode en witte bloedcellen
- bloeddruk
- kracht waarmee bloed tegen de wanden van de bloedvaten drukt
- bloedplasma
- lichtgele vloeistof in je bloed; hierin zitten onder andere voedingsstoffen en afvalstoffen opgelost
- bloedvatenstelsel
- bestaat uit de organen hart en bloedvaten en heeft als functie het vervoeren van stoffen naar en van alle organen in je lichaam
- boezems
- twee bovenste ruimten in je hart
- borstademhaling
- ribademhaling, het bewegen van je ribben om te ademen
- bovendruk
- de bloeddruk die ontstaat bij het samentrekken van de kamers; dit is de grootste druk
- bronchiën
- vertakkingen van de luchtpijp
- buikademhaling
- middenrifademhaling, het bewegen van je middenrif om te ademen
- celkern
- bevat het DNA en regelt alles wat in de cel gebeurt
- celmembraan
- buitenkant van een cel; laat stoffen passeren en zorgt voor contact met de omgeving
- cytoplasma
- water met opgeloste stoffen in een cel
- elektrocardiogram (ecg)
- hartfilmpje; een grafiek van de elektrische spanning van het hart, gemeten tijdens verschillende fasen van de hartslag
- endoplasmatisch reticulum
- transportkanalen in de cel voor het vervoeren van eiwitten
- energie
- heb je nodig voor levensprocessen, activiteit en om warm te blijven. Energie komt vrij bij de verbranding van energierijke voedingsstoffen zoals glucose
- gaswisseling
- uitwisseling van gassen, bijvoorbeeld tussen lucht en bloed
- glucose
- belangrijkste energierijke voedingsstof voor de verbranding
- grote bloedsomloop
- bloed stroomt vanuit de linkerkamer, via een orgaan, naar je rechterboezem; de functie is onder andere het afgeven van zuurstof aan de cellen en het opnemen van koolstofdioxide
- haarvaten
- kleinste soort bloedvaten; hier gaan stoffen in of uit het bloed
- hartkleppen
- kleppen tussen boezems en kamers; voorkomen dat het bloed terugstroomt naar de boezems
- hartslag
- pompbeweging van het hart: boezems trekken samen – kamers trekken samen – hartpauze
- hartslagfrequentie
- het aantal hartslagen per minuut
- harttussenwand
- verdeelt het hart in een linker- en een rechterhelft
- hemoglobine
- ijzer bevattende stof in de rode bloedcellen; zuurstof hecht zich in je longen aan hemoglobine, in je andere organen laat zuurstof weer los
- holle aders
- twee grote aders, die zuurstofarm bloed uit de andere aders naar de rechterboezem voeren
- kamers
- twee onderste ruimten in je hart
- kleine bloedsomloop
- bloed stroomt vanuit de rechterkamer, via je longen, naar je linkerboezem; de functie is het opnemen van zuurstof uit de lucht en het afgeven van koolstofdioxide
- kleppen
- voorkomen dat bloed terugstroomt; ze zitten in veel aders en in en bij het hart
- koolstofdioxide
- afvalstof van de verbranding van glucose; je geeft het af aan de lucht
- koolstofdioxide-zintuigcellen
- zintuigcellen in je bloedvaten die gevoelig zijn voor veranderingen van het koolstofdioxidegehalte van het bloed
- kransaders
- aders die zuurstofarm bloed van het hart zelf naar een holle ader vervoeren
- kransslagaders
- slagaders die het hart zelf van zuurstof en voedingsstoffen voorzien
- longader
- ader die zuurstofrijk bloed van de longen naar de linkerboezem voert
- longblaasjes
- blaasjes aan het einde van de luchtpijptakjes; hier vindt de opname van zuurstof en de afgifte van koolstofdioxide plaats
- longen
- in je longen gaat zuurstof vanuit de lucht in je bloed en koolstofdioxide vanuit je bloed naar de lucht
- longslagader
- slagader die zuurstofarm bloed vanuit de rechterkamer naar de longen voert
- longvolume
- het aantal liters lucht dat in je longen past
- luchtpijp
- adembuis, is verstevigd met kraakbeenringen
- lymfe
- vloeistof in de lymfevaten
- lymfeklier
- hier komen een aantal lymfevaten bij elkaar; ze bevatten veel witte bloedcellen
- lymfeknoop
- ander woord voor lymfeklier; zie bij lymfeklier
- lymfevaten
- buisjes die de overtollige weefselvloeistof uit de weefsels wegvoeren
- lymfevatenstelsel
- orgaansysteem dat bestaat uit lymfevaten en lymfeklieren; het zorgt dat weefselvloeistof terug in de bloedbaan komt en dat ziekteverwekkers bestreden worden
- middenrifademhaling
- buikademhaling, het bewegen van je middenrif om te ademen
- mitochondrium (mitochondriën)
- ‘energiecentrale’ van een cel; het organel waarin de verbranding van glucose plaatsvindt
- onderdruk
- de bloeddruk tijdens de hartpauze; dit is de kleinste druk
- organel
- onderdeel van een cel met een bepaalde functie
- receptoren
- structuren met verschillende vormen op een celmembraan; op deze plaats kunnen hormonen zich hechten aan een cel
- restvolume (Vrest)
- hoeveelheid lucht die altijd in je longen achter blijft
- ribademhaling
- borstademhaling, het bewegen van je ribben om te ademen
- rode bloedcellen
- cellen in het bloed die zuurstof vervoeren
- rustvolume (Vrust)
- hoeveelheid lucht die je in rust uit- en inademt
- sinusknoop
- groep cellen op de rechterboezem waarvan de impulsen voor het samentrekken van het hart ontstaan
- slagaderkleppen
- kleppen aan het begin van de longslagader en de aorta; ze voorkomen dat het bloed terugstroomt naar de kamers
- slagaders
- bloedvaten met dikke, gespierde wanden, die bloed van het hart naar de organen voeren
- slijmcel
- cel in slijmvlies; produceert slijm
- spirogram
- grafiek van het ademvolume dat tijdens een longfunctieonderzoek met een spirometer is gemeten
- totale longvolume (TLC)
- maximale hoeveelheid lucht die in je longen kan zitten; restvolume en vitale capaciteit samen
- trilhaartjes
- deel van trilhaarcellen; transporteert slijm met stofdeeltjes naar de keelholte
- uitscheidingsstelsel
- bestaat uit onder andere nieren en blaas; de functie is het verwijderen van afvalstoffen en overtollige stoffen uit het lichaam
- verbranding
- afbreken van glucose in aanwezigheid van zuurstof; het levert een cel de benodigde energie: glucose + zuurstof → koolstofdioxide + water + energie
- verteringsstelsel
- bestaat uit onder andere slokdarm, maag en de dunne en dikke darm; de functie is het kleiner maken van grote voedingsstoffen zodat ze in het bloed kunnen worden opgenomen
- vitale capaciteit (VC)
- hoeveelheid lucht die je maximaal uit kan ademen na een diepe inademing
- water
- water is een afvalstof van de verbranding van glucose; je scheidt het uit via urine, door zweten en uitademen
- weefselvloeistof
- vloeistof die rond je cellen stroomt; je cellen nemen zuurstof en voedingsstoffen op uit de weefselvloeistof en geven er koolstofdioxide en andere afvalstoffen aan af
- witte bloedcellen
- cellen in je bloed die ziekteverwekkers bestrijden
- zenuwstelsel
- bestaat uit hersenen, ruggenmerg en zenuwen; de functie is het aansturen en laten samenwerken van je organen
- zuurstof
- gas in de lucht die je inademt; is nodig voor de verbranding van glucose
- oedeem
- ophoping van weefselvloeistof tussen de cellen
- osmose
- het zich verplaatsen van water door een halfdoorlatende wand, van een lage naar een hoge concentratie van een opgeloste stof
- osmotische druk
- druk die ontstaat doordat twee oplossingen met een verschillende concentratie opgeloste stoffen gescheiden zijn door een dunne wand die alleen water doorlaat; water stroomt dan van de oplossing met de lage concentratie naar de oplossing met de hoge concentratie opgeloste stoffen