2 AARDE Endogene en exogene processen
Woorden in deze lijst (68)
Origineel
- aardkern
- Het binnenste deel van de aarde waar warmte ontstaat.
- aardkorst
- Het buitenste laagje van de aarde dat bestaat uit stukken oceanbodem en stukken continent.
- aardmantel
- Het deel van de aarde waar de aardkorst op drijft.
- actualiteitsprincipe
- Het idee dat natuurlijke processen zoals ze tegenwoordig verlopen, dat in het verleden op dezelfde wijze hebben gedaan.
- asthenosfeer
- Het gedeelte van de mantel dat gedeeltelijk vloeibaar is en waar de lithosfeer overheen beweegt.
- basalt
- Stollingsgesteente dat ontstaat bij vulkaanuitbarstingen en veel in oceanische korst voorkomt.
- breuken
- Barsten in het gesteente ontstaan door toenemende spanning.
- breukgebergte
- Gebergte dat ontstaat wanneer langs een breuk een deel van de aardkorst wegzakt of een ander deel omhoogkomt.
- bruinkool
- Sedimentgesteente dat ontstaat door het samenpersen van lagen veen.
- caldera
- Een grote cirkelvormige krater ontstaan nadat het bovenste deel van de vulkaan is weggeblazen na een zeer krachtige eruptie of is ingestort na het snel leeglopen van de magmakamer.
- chemische verwering
- Het oplossen van gesteente door de inwerking van water, zuren en zuurstof.
- conglomeraat
- Een gesteente dat ontstaat wanneer lagen grind worden samengeperst.
- convectiestromen
- Stromingen van vloeibaar gesteente in de aardmantel ontstaan door de afgifte van warmte vanuit de aardkern.
- convergente plaatgrenzen
- De plaatgrenzen waarbij aardplaten naar elkaar bewegen.
- delta
- Nieuw land in zee dat ontstaat op een plaats waar een rivier in zee uitmondt en het sediment ophoopt.
- dieptegesteente
- Stollingsgesteente dat ontstaat wanneer magma ondergronds afkoelt en stolt.
- diepzeetrog
- De diepste plaatsen in de zeebodem die ontstaan waar oceanische korst onder continentale korst wordt geduwd.
- divergente plaatgrenzen
- De plaatgrenzen waarbij aardplaten uit elkaar bewegen.
- doline
- Laagte in het terrein die ontstaat doordat grotten in kalksteen instorten.
- effusieve eruptie
- Een vulkaanuitbarsting met een rustig verloop.
- erosie
- De uitschurende werking van water, wind of ijs dat in beweging is.
- estuarium
- Een trechtervormige riviermonding die ontstaat bij grote verschillen tussen eb en vloed.
- explosieve eruptie
- Een explosief verlopende uitbarsting van een vulkaan.
- fysische verwering
- Zie mechanische verwering.
- geologische tijdschaal
- De indeling van de geschiedenis van de aarde in tijdvakken.
- gesteentekringloop
- De doorgaande omvorming van stollingsgesteente naar sedimentgesteente naar metamorf gesteente.
- graniet
- Stollingsgesteente dat ondergronds stolt bij intrusies.
- horst
- Een stuk aardkorst dat langs een breuk omhoog is gekomen.
- hotspot
- Plekken op aarde waar in de aardmantel pluimen van zeer heet magma omhoog komen.
- hydrologische kringloop
- De kringloop van het water.
- intensiteit
- De sterkte van een aardbeving gemeten aan de hand van de hoeveelheid schade.
- intrusie
- Stijgend magma dat vast gesteente binnendringt, afkoelt en stolt.
- kalksteen
- Sedimentgesteente dat ontstaat door het samenpersen van schelpen en kalkskeletten.
- karstverschijnselen
- Alle verschijnselen die ontstaan door het oplossen van kalksteen.
- koolstofkringloop
- De continue verplaatsing van koolstof tussen de atmosfeer, hydrosfeer, biosfeer en lithosfeer.
- leisteen
- Metamorf gesteente dat ontstaat uit schalie.
- lithosfeer
- De aardkorst en het bovenste deel van de aardmantel die samen als aardplaten bewegen.
- magnitude
- De sterkte van een aardbeving gemeten aan de hand van de hoeveelheid vrijgekomen energie.
- marmer
- Metamorf gesteente dat ontstaat uit kalksteen.
- massa bewegingen
- Het langs een helling naar beneden bewegen van gesteente.
- mechanische verwering
- Het verbrokkelen van gesteente door het bevriezen van water, temperatuurwisselingen of de werking van wortels.
- metamorf gesteente
- Gesteente dat ontstaat doordat bestaand gesteente onder invloed van hoge temperatuur en grote druk langzaam wordt vervormd.
- midoceanische rug
- Een wereldwijd aaneengesloten 'onderwatergebergte' op de oceaanbodem ontstaan doordat oceanische korst uit elkaar drijft.
- morene
- Materiaal dat door een gletsjer wordt neergelegd.
- Pangea
- Het supercontinent dat ongeveer 200 miljoen jaar geleden bestond.
- platentektoniek
- Het bewegen van de aardplaten.
- plooien
- Gesteente dat door de druk in de aardkorst verbogen wordt.
- puinhelling
- De ophoping van stenen die door massa bewegingen langs de helling naar beneden zijn gekomen.
- puinwaaier
- De kegelvormige ophoping van verweringsmateriaal die ontstaat zodra de stroomsnelheid van een rivier plotseling snel afneemt.
- pyroclastica
- Al het materiaal dat bij een vulkaanuitbarsting in de lucht wordt geslingerd, zoals lava, as en stenen.
- rivierstelsel
- De hoofdrivier met haar zijrivieren en zijtakken.
- schaal van Mercalli
- Schaal waarbij de intensiteit van een aardbeving wordt gemeten aan de hand van de hoeveelheid schade die is aangericht.
- schaal van Richter
- Schaal waarbij de magnitude van een aardbeving wordt gemeten aan de hand van de hoeveelheid energie die vrijkomt.
- schalie
- Sedimentgesteente dat ontstaat door het samenpersen van lagen klei.
- schild
- De kern van het continent, waar de oudste gesteenten voorkomen.
- schildvulkaan
- Een vulkaan die ontstaat doordat de dun vloeibare basaltische lava 'rustig' vanuit de krater uitstroomt en een uitgestrekt gebied kan bedekken.
- sedimentatie
- Het ophopen van sediment op plaatsen waar de snelheid van water of wind afneemt.
- sedimentgesteente
- Gesteente dat ontstaat door het samenpersen van sedimenten.
- slenk
- Een stuk aardkorst dat langs een breuk naar beneden is gezakt.
- stollingsgesteente
- Gesteente dat ontstaat doordat vloeibare lava of vloeibaar magma stolt.
- stratovulkaan
- Kegelvormige vulkaan die bestaat uit een gelaagde opbouw van afwisselend as- en lavalagen.
- stroomgebied
- Gebied waarbinnen al het regen- en smeltwater via één hoofdrivier wordt meegenomen.
- subductie
- Het wegduiken van oceaanbodem in de aardmantel.
- transforme plaatgrenzen
- De plaatgrenzen waarbij aardplaten langs elkaar bewegen.
- transport
- Het vervoer van verweringsmateriaal door ijs, water en wind.
- tsunami
- Golven die ontstaan door aardbevingen op de bodem van de oceaan.
- uitvloeiingsgesteente
- Stollingsgesteente dat ontstaat wanneer lava aan het aardoppervlak afkoelt en stolt.
- zandsteen
- Sedimentgesteente dat ontstaat door het samenpersen van lagen zand.