7 HERHALING Leefomgeving – wateroverlast
Woorden in deze lijst (119)
Origineel
- absolute zeespiegelstijging
- Stijging van de hoogte van de zeespiegel ten opzichte van een vast peil.
- Actieplan Hoogwater
- Internationale afspraken die gemaakt zijn door de Rijnoeverstaten wat betreft het beheer van de Rijn en zijn zijrivieren.
- adaptief deltamanagement
- De overheid kijkt ver vooruit zodat zij op tijd betaalbare maatregelen kan nemen om zo flexibel in te spelen op nieuwe kansen en nieuwe inzichten.
- basiskustlijn
- De positie van de kust zoals die in januari 1990 was.
- benedenloop
- Laagste deel van een rivier, dicht bij de monding.
- biodiversiteit
- De rijkdom aan planten en diersoorten.
- bodemdaling
- Daling van het maaiveld door geologische processen en menselijk handelen, bijvoorbeeld onttrekken van grondwater.
- bolwerkvorming
- Bebouwing langs de kust waardoor deze zijn flexibiliteit verliest.
- bovenloop
- Het eerste deel van een rivier dat hoger ligt dan de rest van de rivier.
- debiet
- De totale hoeveelheid water die per seconde op een bepaalde plek langs de rivier voorbij stroomt.
- Deltaprogramma
- Programma van overheden en andere organisaties met aanbevelingen om Nederland te beschermen tegen hoogwater en te zorgen voor voldoende zoetwater.
- dijkverzwaring
- Verstevigen en verhogen van de dijken om het binnendijks gebied te beschermen.
- doodtij
- De situatie waarin het verschil tussen vloed en eb minimaal is.
- drietrapsstrategie
- Waterbeheer in drie stappen: vasthouden (retentie), bergen en afvoeren.
- duinen (kust)
- Natuurlijke ophoging van opgewaaid zand langs de kust die het achterland beschermt tegen de zee. Ook wel zachte kust genoemd.
- dwarsprofiel van een rivier
- Dwarsdoorsnede van de rivier tussen de winterdijken. In Nederland bestaat deze bij een bedijkte rivier uit: winterdijk, uiterwaard, zomerdijk, rivier, zomerdijk, uiterwaard en winterdijk.
- dynamisch kustbeheer
- Het beheer van de zachte kust waarbij zee en wind de ruimte hebben om sediment en zandsuppleties te verplaatsen en het landschap te vormen.
- eb
- Laagste stand van de zeespiegel in de getijdenschommeling.
- estuarium
- Trechtervormige monding van een rivier, ontstaan door de getijdenschommeling van eb en vloed.
- fluviaal schaalniveau
- Het niveau waarop rivieren bestudeerd en beheerd worden, nodig omdat rivieren zich niets aantrekken van bestuurlijke grenzen.
- gemengde rivier
- Rivier die gevoed wordt door zowel gletsjer- als regenwater.
- getijdenstroming
- Stroming die ontstaat doordat getijdengolven op de bodem van een ondiepe zee worden afgeremd.
- gletsjerrivier
- Rivier die gevoed wordt door het smeltwater van een gletsjer.
- groene daken
- Het beplanten van daken om zo in te spelen op de klimaatverandering in de stad. Meer groen verlaagt de temperatuur in de stad.
- harde kust
- In Nederland een kust die uit dijken, dammen en waterkeringen bestaat.
- intergouvernementele samenwerking
- Afspraken en samenwerking tussen landen.
- integraal waterbeleid
- Het beleid waarin verschillende overheden samenwerken met inbreng van maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven, met als doel de volgende generaties tegen overstromingen te beschermen en te zorgen voor voldoende zoetwater.
- kanalisatie
- Het nemen van maatregelen gericht op het reguleren van het waterpeil in een rivier en de bevaarbaarheid te bevorderen, bijvoorbeeld door de aanleg van stuwen en sluizen en het rechttrekken van bochten.
- krib
- Dam loodrecht op de rivieroever die moet voorkomen dat de oever afkalft en die er tevens voor zorgt dat het meeste water in het midden van de rivier blijft stromen. Hierdoor blijft de vaargeul op diepte.
- kribverlaging
- Het verlagen van de kribben waardoor bij een piekafvoer het water minder wordt opgestuwd en sneller kan worden afgevoerd.
- lengteprofiel
- De doorsnede van een rivier vanaf de bron tot de monding bestaande uit boven-, midden- en benedenloop.
- middenloop
- Middenstuk van een rivier, tussen boven- en benedenloop.
- Nationaal Waterplan (NWP)
- Plannen van de overheid tot 2050 op het gebied van waterveiligheid en de zoetwatervoorziening.
- neerslagregiem (onregelmatiger)
- De (verandering in de) verdeling van de hoeveelheid neerslag over een bepaalde periode, bijvoorbeeld een jaar.
- nevengeul
- Gegraven geul parallel aan de rivier bedoeld om de afvoercapaciteit van de rivier te vergroten.
- noodoverloopgebied
- Omdijkt gebied dat in noodsituaties wordt gebruikt om water tijdelijk te bergen.
- overstromingsrisicobewustzijn
- Vergroten van het bewustzijn en aandacht voor het beperken van de gevolgen van een overstroming.
- piekafvoer
- De maximale afvoer tijdens een hoogwaterperiode.
- primaire dam/kering
- Dijk of dam die direct aan zee ligt.
- regenrivier
- Rivier, gevoed door regenwater.
- regiem
- De schommelingen in de waterafvoer van een rivier gedurende een jaar.
- relatieve zeespiegelstijging
- De combinatie van bodemdaling en zeespiegelstijging.
- retentie (gebied/bekken)
- Tijdelijke opslag van water bij hoogwater om de piekafvoer stroomafwaarts te verlagen.
- Rijkswaterstaat
- Het uitvoerende agentschap van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat dat zorgt voor onze wegen, vaarwegen en de bescherming tegen overstromingen.
- Rijnconferentie
- Conferentie van de Rijnoeverstaten waarin afspraken gemaakt zijn over het beheer van het stroomgebied van de Rijn.
- rivierbedverruiming
- Dit gebeurt door het vergraven van de uiterwaarden, het verplaatsen van de dijken en het verdiepen van het zomerbed.
- Ruimte voor de Rivier
- Het programma waarin Rijkswaterstaat samen met waterschappen, gemeenten en provinciën onze rivieren op ruim dertig plaatsen meer ruimte geeft. Bijvoorbeeld door het verleggen van dijken, graven van nevengeulen en verdiepen van uiterwaarden. Dit programma is voltooid.
- secundaire kering
- Dijk of dam die meer landinwaarts ligt en vooral bedoeld is voor infrastructuur en het scheiden van zoet en zout water.
- slufter
- Gebied waar onder invloed van het getij het zeewater door een geul in de duinen het land kan binnenstromen.
- springtij
- De situatie van extra hoog en laag water wanneer zon, maan en aarde op een rechte lijn staan.
- stroomstelsel
- Een rivier met al haar zijrivieren.
- stuw
- Vaste of regelbare dam in de rivier voor het handhaven van het waterpeil en het regelen van de wateraanvoer.
- terp/woerd
- Door de mens aangelegde woonheuvel ter bescherming tegen overstromingen.
- uiterwaard
- Gebied tussen rivier en de winterdijk dat overstroomt, wanneer de rivier buiten haar oevers treedt.
- uiterwaardvergraving
- Het vergraven/verdiepen van de uiterwaarden zodat de rivier meer water kan bergen.
- verhang
- Het gemiddelde verval per kilometer.
- verstening
- De toename van het versteende oppervlak (straten, wegen, bebouwing) waardoor regenwater sneller over de oppervlakte wegstroomt, bijvoorbeeld naar beken en rivieren.
- vertraagstijd
- De hoeveelheid tijd die water nodig heeft om na een regenbui in de rivier te komen.
- verval
- Het hoogteverschil tussen twee punten langs een rivier.
- verdroging
- De daling van de grondwaterspiegel waardoor de soortenrijkdom afneemt en/of verzilting optreedt.
- verzilting
- Toename van het zoutgehalte in de bodem en het water.
- vloed
- Hoogste waterstand in de getijdenschommeling.
- wadden(kust)
- Een kust waar bij eb zandige of kleiige platen droogvallen.
- wadi
- Gebieden in steden waar het regenwater tijdelijk wordt opgevangen om overbelasting van het riool te voorkomen.
- waterkering
- Een dijk, dam of duinen die het water tegenhoudt/tegenhouden.
- waterplein
- Pleinen in de stad die bij hevige regenval tijdelijk het water opvangen.
- waterschap
- Een overheidsinstantie die de waterhuishouding regelt in een bepaald gebied. Zij zorgt voor veiligheid, voldoende water, schoon water en werkt samen met andere overheden zoals gemeente, provincie en Rijk.
- waterscheiding
- De grens tussen twee stroomgebieden.
- watertoets
- Waterhuishoudkundige voorschriften die gevolgd moeten worden bij alle projecten uit de ruimtelijke ordening.
- winterbed
- Het gebied tussen de beide winterdijken dat bestaat uit zomerbed en uiterwaarden.
- winterdijk
- Hoge dijk, wat verder van de rivier af gelegen.
- zachte kust
- Kust die opgebouwd is uit zandduinen.
- Zandmotor
- Een door zandsuppletie ontstaan schiereiland voor de kust van Zuid-Holland in het kader van het dynamisch kustbeheer.
- zandsuppletie
- Het storten van zand uit de Noordzee voor de kust en op het strand aan de voet van het duin.
- zeedijk
- Dijk of dam die direct aan zee ligt. Ook wel primaire kering.
- zeestroming
- Stroming van het zeewater, veroorzaakt door wind en getijde.
- zomerbed
- De bedding waar de rivier ’s zomers doorheen stroomt.
- zomerdijk
- Lage dijk, dicht bij de rivier.
- bewonerskenmerken
- 1. Grootte van huishoudens; 2. Etniciteit; 3. Inkomen; 4. Gezinsfase; 5. Leeftijd.
- buurt- of wijkvoorziening
- Ontmoetingsmogelijkheid voor de bewoners van een buurt of wijk.
- buurtprofiel
- De belangrijkste kenmerken van bewoners, woningen en woonomgeving van een bepaalde buurt samengevat.
- creatieve stad
- Een stad met veel werkgelegenheid in creatieve beroepen.
- duale arbeidsmarkt
- De grote kloof tussen banen voor hoog- en voor laagopgeleiden.
- duurzame stad
- Een stad die energie neutraal is en afval hergebruikt, zodat toekomstige generaties er goed kunnen blijven leven (ook: sustainable city).
- gentrification
- Opwaardering van een buurt, waarbij de bevolkingssamenstelling verandert, het voorzieningenniveau en de gemiddelde huizenprijs stijgen.
- groeikern
- Plaats rondom een stad die sinds 1975 sterk groeiden door suburbanisatie als gevolg van overheidsbeleid.
- Groene Hart
- Een grotendeels nog open, landelijk gebied dat tussen de vier grote steden in ligt.
- grootstedelijke functies
- Activiteiten in bedrijfsleven, openbaar bestuur, kennis, cultuur en recreatie, waarvan de bevolking in de wijde omtrek van steden gebruikmaakt.
- herstructurering
- Stedelijk vernieuwingsbeleid vanaf 1990 waarbij wijken heringericht werden door sanering, renovatie en nieuwbouw.
- kennis- en creatieve economie
- Een economie waarin vooral nieuwe technologie en nieuwe producten worden bedacht en de productiefactoren arbeid en kapitaal sterk gericht zijn op de ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologie.
- mainport
- Intercontinentaal transportknooppunt (Amsterdam Schiphol, Rotterdamse haven).
- metropool
- Stedelijk gebied dat niet alleen de kernstad, maar ook de voorsteden en het ommeland omvat.
- metropolvorming
- Het proces van globalisering en de stedelijke samenleving dat leidt tot intensivering van de bebouwde ruimte.
- Noordvleugel
- Deel van de Randstad, bestaande uit de kernsteden Amsterdam en Utrecht, dat zich uitstrekt over drie provincies.
- objectieve sociale (on)veiligheid
- De (on)veiligheid afgemeten aan het aantal criminele feiten dat door de politie is geteld.
- onderhoud
- Mate waarin de openbare ruimte tijdig wordt opgeruimd en hersteld.
- openbare ruimte
- Ruimte die er voor iedereen is, maar die soms van niemand lijkt te zijn.
- overzichtelijkheid
- Een goede inrichting en indeling van de openbare ruimte.
- publiek-private samenwerking (pps)
- De samenwerking tussen bedrijven en overheid bij grote bouwprojecten.
- Randstad
- Stedelijk gebied gevormd door Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht met hun omgeving, dat in een ring rond een grotendeels landelijk gebied ligt.
- ruimtelijk beleid
- De plannen van de overheid voor het gewenste huidige en toekomstige gebruik van de ruimte in Nederland.
- ruimtelijke ordening
- Alle regels die er bestaan over de inrichting van de ruimte.
- sciencepark
- Bedrijventerrein in de buurt van een universiteit met uitstekende digitale infrastructuur.
- sectoraal beleid
- Beleid dat voor één onderwerp of sector van de samenleving wordt vastgesteld, zoals voor landbouw of woningbouw.
- smart city
- Een stad die maximaal gebruikmaakt van digitale technologie: computers en internet.
- sociale cohesie
- De bereidheid van burgers om een actieve rol te spelen in een buurt, elkaar te informeren en te helpen.
- sociale (on)veiligheid
- De veiligheid in een samenleving, die tot uitdrukking komt in een laag aantal misdrijven en overtredingen tussen burgers onderling. Sociale onveiligheid is dan juist veel misdrijven etc. tussen burgers.
- stadsvernieuwing
- Stedelijk vernieuwingsbeleid vanaf 1980, waarbij goedkope huurwoningen in de 19e-eeuwse arbeiderswijken gerenoveerd of gesloopt werden.
- stedelijk netwerk
- Steden die door middel van infrastructuur en onderlinge relaties met elkaar verbonden zijn.
- subjectieve sociale (on)veiligheid
- Het gevoel van (on)veiligheid dat veel mensen in de buurt hebben.
- sustainable city
- Een stad die energie neutraal is en afval hergebruikt, zodat toekomstige generaties er goed kunnen blijven leven. Ook wel duurzame stad.
- structuurvisie
- Beleidsdocument waarin een langetermijnplanning staat voor de ruimtelijke ordening van een gebied, zoals Randstad 2040.
- toegankelijkheid
- Mate waarin een plek of gebied te betreden of te gebruiken is.
- toezicht
- Aanwezigheid van een aanspreekpersoon in de openbare ruimte.
- Vinex-locatie
- Plaats aangewezen door de overheid vanaf 1993 om suburbanisatie door middel van nieuwbouw op te vangen, aan de rand van een bestaande stad.
- woningkenmerken
- 1. Onderhoud van de woning; 2. Eigendom; 3. Woningtype; 4. Staat van onderhoud.
- woonomgeving
- Alles van voorgevel tot en met de straat.
- zakelijke dienstverlening
- De bedrijven in de tertiaire sector die allerlei diensten aan het bedrijfsleven en de overheid bieden.
- Zuidvleugel
- Deel van de Randstad, binnen de provincie Zuid-Holland, dat bestaat uit de kernsteden Rotterdam en Den Haag en hun omgeving.