GS so H4 vroege middeleeuwen

10keer geoefend
Woorden in deze lijst (34)
Origineel
- middeleeuwen
- periode van 500 tot 1500 n.C.
- vroege middeleeuwen
- tijdvak van 500 tot 1000 n.C.
- agrarische samenleving
- een maatschappij waarin bijna iedereen als boer werkt en er vrijwel geen steden zijn
- domein
- gebied waar een heer de baas was en waarvan hij de inkomsten kreeg, het bestond uit vroonland (met de hoeve van de heer), hoeveland (waar de horigen woonden) en woeste gronden.
- autarkie
- letterlijk, ''zelfvoorziening'' een economie waarin een gebied in zijn eigen economische behoeften voorziet
- lijfeigene
- iemand die eigendom was van een heer, die zelf geen bezit had en die voor zijn heer moest werken als boerenknecht
- horige
- boer die geen eigen grond had, maar die moest werken op het land van de heer en die de grond van de heer niet mocht verlaten zonder zijn toestemming
- herendiensten
- werkzaamheden die horigen gratis voor de heer moesten doen
- hofstelsel
- economisch systeem waarbij een heer de horigen in zijn gebied beschermde, in ruil voor herendiensten en een deel van de opbrengst van het land
- Frankische Rijk
- het rijk van het Germaanse volk van de Franken, dat belangrijk was van de 6e tot en met de 9e eeuw
- leenman
- iemand die een heer hielp bij de oorlogvoering, het bestuur en de rechtspraak en die als beloning een stuk land in leen had. ook, vazal
- vazal
- leenman
- leenheer
- iemand die stukken land uitleende aan leenmannen in ruil voor hun trouw en steun
- ridder
- goed bewapende ruiter, die voor de oorlogvoering zijn eigen paard moest meenemen
- adel
- groep van mensen die zijn gespecialiseerd in verdediging en bestuur, die de baas zijn over een of meer domeinen en die een titel hebben (bijvoorbeeld graaf of hertog). de adel is in de middeleeuwen de tweede stand
- leenstelsel
- systeem waarbij een heer stukken land aan leenmannen uitleende, in ruil voor hun trouw en steun
- heidenen
- de naam die christenen gaven aan mensen die geloofden in natuurgoden en krachten
- klooster
- gebouw waar monniken of nonnen leven om zich helemaal aan hun geloof te wijden
- monnik
- man die zijn leven aan zijn geloof heeft gewijd en in een klosster woont
- non
- vrouw die haar leven aan haar geloof heeft gewijd en in een klooster woont
- missionaris
- priester die mensen tot het christelijk geloof wil bekeren
- theoloog
- geleerde die is gespecialiseerd in godsdienst
- concilie
- kerkvergadering
- priester
- geestelijke die mensen helpt om te leven volgens de geloofsregels. hij verzorgt de kerkdienst, de doop, het huwelijk en de begrafenis van gelovigen
- stand
- groep met een vaste piek en een eigen taak in de samenleving. middeleeuwers verdeelden de samenleving in drie standen, de geestelijken, de adel en de boeren
- geestelijkheid
- groep van mensen die hun leven in dienst stellen van de christelijke godsdienst, zoals de paus, priesters, monniken en nonnen. de geestelijkheid is in de middeleeuwen de eerste stand
- islam
- geloof in Allah, volgens de leer van Mohammed
- profeet
- een persoon die boodschappen van God of Allah krijgt en doorgeeft aan de gelovigen
- moslim
- aanhanger van de islam, volgeling van Mohammed
- koran
- heilig boek van de islam, waarin de belangrijkste regels en voorschriften van het islamitische geloof staan
- vijf zuilen
- de vijf belangrijkste leefregels voor moslims
- hadj
- bedevaart naar Mekka
- moskee
- islamitisch gebedshuis
- kalief
- leider van het islamitisch rijk, opvolger van Mohammed