Hoofdstuk 2 grandes lignes J''adore ça
5keer geoefend
Woorden in deze lijst (100)
Origineel
- le restaurant
- het restaurant
- la carte
- de (menu)kaart
- l'addition (v)
- de rekening
- je prends
- ik neem
- pour moi
- voor mij
- la glace
- het ijs( je)
- le thé
- de thee
- le coca
- de cola
- le sandwich
- het (belegde) broodje
- la salade
- de salade
- détester
- een hekel hebben aan
- commencer
- beginnen
- parler
- praten
- manger
- eten
- payer
- betalen
- après
- na / daarna
- dans
- in
- il fait chaud
- het is warm
- je comprends
- ik begrijp het
- les toilettes (v mv)
- de wc
- Monsieur, la carte s'il vous plait.
- Meneer, de (menu)kaart alstublieft.
- Voilà.
- Alstublieft.
- Un coca et un thé, s'il vous plait.
- Een cola en een thee alstublieft.
- Où sont les toilettes?
- Waar is de wc?
- C'est là-bas
- Dat is daarginds
- Madame, l'addition s'il vous plait
- Mevrouw, de rekening alstublieft
- Merci et au revoir
- Bedankt en tot ziens
- De rien. Au revoir
- Graag gedaan. Tot ziens
- la pizza
- de pizza
- le fromage
- de kaas
- le jambon
- de ham
- la viande
- het vlees
- le poisson
- de vis
- c'est bon
- het is lekker
- bon appétit
- eet smakelijk
- j'ai soif
- ik heb dorst
- il y a
- er is / er zijn
- encore
- nog (meer)
- adorer
- dol zijn op
- préférer
- liever hebben
- organiser
- organiseren
- inviter
- uitnodigen
- rentrer
- naar huis gaan
- l'ami, l'amie
- de vriend / de vriendin
- d'accord
- oke
- aussi
- ook
- c'est qui
- wie is dat
- je ne sais pas
- ik weet het niet
- Tu aimes le kebab?
- Houd jij van kebab?
- Non, je déteste le kebab
- Nee, ik heb een hekel aan kebab
- Je préfère les pizzas
- Ik heb liever pizza
- l'enfant (v/m)
- het kind
- le (super)marché
- de (super)markt
- la plage
- het strand
- le rendez-vous
- de afspraak
- le problème
- het probleem
- demain
- morgen
- célèbre
- beroemd
- important(e)
- belangrijk
- maintenant
- nu
- j'ai besoin de
- ik heb nodig
- aider
- helpen
- chercher
- zoeken
- trouver
- vinden
- regarder
- bekijken
- aimer
- houden van
- mais
- maar
- avec
- met
- beaucoup
- veel
- toujours
- altijd
- combien
- hoeveel
- Je voudrais deux croissants
- Ik wil graag twee croissants
- Oui, voilà.
- Ja, alstublieft.
- Je ne comprends pas
- Ik begrijp het niet
- le magasin
- de winkel
- les vêtements (m mv)
- de kleding
- la boulangerie
- de bakkerij
- la baguette
- het stokbrood
- le pain
- het brood
- souvent
- vaak
- surtout
- vooral
- nouveau / nouvelle
- nieuw
- délicieux / délicieuse
- heerlijk
- j'ai faim
- ik heb honger
- acheter
- kopen
- changer
- veranderen
- essayer
- passen / proberen
- habiter
- wonen
- cher
- duur
- parce que
- omdat
- par exemple
- bijvoorbeeld
- le cadeau
- het cadeau
- la copine
- de vriendin
- le copain
- de vriend
- le portable
- het mobieltje
- Pardon, je cherche la boulangerie
- Sorry, ik zoek de bakkerij
- C'est là-bas
- Het is daar
- Vous avez une baguette?
- Heeft u een stokbrood?
- Ça coute combien?
- Hoeveel kost dat?
- Ça coute cinq euros cinquante
- Dat kost 5 euro 50
