alle Frans woordjes leren

alle Frans woordjes leren

Eva Lou
42

Woorden in deze lijst (126)

l’équipe (f)
het team
le match
de wedstrijd
la victoire
de overwinning
le maillot de bain
het badpak
le stade
het stadion
la balle (de tennis)
de (tennis)bal
le ballon (de foot)
de (voet)bal
l'arbitre (m)
de scheidsrechter
se balader
wandelen
battre
verslaan
la finale
de finale
l’entraineur
de trainer
le jeu de société
het gezelschapsspel
les loisirs (m pl)
de vrijetijdsbesteding
bricoler
knutselen
la passion
de passie
jouer de la musique
muziek spelen
créatif, créative
creatief
EPS (l’éducation physique et sportive)
gymnastiek
courir
rennen
sauter
springen
lancer
gooien
la jambe
het been
le bras
de arm
le pied
de voet
vers
ongeveer
l’arbre (m)
de boom
le mouvement
de beweging
l’amitié (f)
de vriendschap
s’entrainer
trainen
sembler
lijken
ici
hier
la façon
de manier
se déplacer
zich verplaatsen
la compétition
de competitie
l’équipement
de uitrusting
l’échauffement
de warming-up
avant de + infinitif
voordat
la pratique
het oefenen
le risque
het risico
si
als, indien
la prudence
de voorzichtigheid
la règle
de regel
indispensable
onmisbaar
s’éclater
uit zijn dak gaan
maitriser
beheersen
le corps
het lichaam
progresser
vooruitgaan
devenir
worden
sur
over, op
l’heure (f)
het uur
l’exposé (m)
de spreekbeurt
on se voit
we zien elkaar
j’ai appris (apprendre)
ik heb geleerd (leren)
fou, folle
gek
le casque
de helm
la planche
de plank, het board
le coude
de elleboog
le genou
de knie
vérifier
controleren
futur
toekomstig
tu sais
je kunt (kunnen); je weet (weten)
l’erreur (f)
de vergissing
la voix
de stem
n’importe quel
het maakt niet uit welk
un jour
op een dag
vas-y
ga je gang
Allo !
Hallo (aan de telefoon)!
faux, fausse
verkeerd
la démonstration
de demonstratie
en tout cas
in ieder geval
ça a l’air bien
dat klinkt goed
excusez-moi
neemt u mij niet kwalijk
arrêter
stoppen
tiens !
hé!
le violoncelle
de cello
assez
nogal
j’en suis sûr
ik ben er zeker van
les Jeux olympiques
de olympische spelen
le truc
het ding
je viens de
ik heb net
le festival
het festival
comique
komisch
bizarre
vreemd
original
origineel
en effet
inderdaad
durer
duren
se donner rendez-vous
met elkaar afspreken
avant
vroeger
entendu
afgesproken
je veux
ik wil
tu veux
jij wilt
il veut
hij wilt
elle veut
zij wilt
on veut
wij willen, men wilt
nous voulons
wij willen
vous voulez
jullie willen, u wilt
ils veulent
zij willen
elles veulent
zij willen
je voudrais
ik wil graag
je fais
ik doe, maak
tu fais
jij doet, maakt
il fait
hij doet, maakt
elle fait
zij doet, maakt
on fait
wij doen, maken, men doet, maakt
nous faisons
wij doen, maken
vous faites
jullie doen, maken, u doet, maakt
ils font
zij doen, maken
elles font
zij doen, maken
je peux
ik kan
tu peux
jij kunt
il peut
hij kan
elle peut
zij kan
on peut
wij kunnen, men kan
nous pouvons
wij kunnen
vous pouvez
jullie kunnen, u kunt
ils peuvent
zij kunnen
elles peuvent
zij kunnen
Maman, nous pouvons jouer au foot ?
Mama mogen we voetballen?
tu joues d'un instrument ?
speel jij een instrument?
quand est-ce qu'on prend rendez-vous?
wanneer spreken we af?
excuzes-moi, j'ai fait un faux numéro.
neemt u me niet kwalijk, ik ben verkeerd verbonden.
j'ai arrête la guitare parce que je n'aimas plus.
ik ben met gitaar spelen gestopt, omdat ik het niet meer leuk vond.
nee, ik ben niet muzikaal dat is niet mijn ding.
non, je ne suis pas musicien, ce n'est pas mon truc.
we zien elkaar om kwart voor drie voor de schoolingang.
on se voit à trois heures et quart devant l'entrée.
wat is je lievelingssport en welk materiaal heb je nodig?
c'est quoi, ton sport préféré et il faut.
Hoi Gast!