Nectar - 5 vwo - Hoofdstuk 14 - Reageren - Deel 1

Nectar - 5 vwo - Hoofdstuk 14 - Reageren - Deel 1

Woorden in deze lijst (64)

aangeboren
vanaf de geboorte aanwezig
accommoderen
scherpstellen met de ooglens
actine
eiwitmolecuul in spierfibrillen
adequate prikkel
Prikkel waarvoor een bepaald zintuig geschikt is.
ADH (antidiuretisch hormoon)
Neurohormoon uit de hypofyse, gemaakt door zenuwcellen van de hypothalamus. Bevordert de terugresorptie van water uit de voorurine (in de nieren), waardoor minder urine ontstaat en de hoeveelheid water in het bloedplasma stijgt.
adrenaline
Stresshormoon, afkomstig van de bijnier; activeert het lichaam; versnelt afbraak leverglycogeen tot glucose, waardoor er meer glucose in het bloed komt.
alles-of-niets principe
Een zenuwcel reageert niet bij een prikkel onder de drempelwaarde en daarboven steeds op dezelfde wijze.
animale zenuwstelsel (‘dierlijk’ zenuwstelsel)
Staat onder invloed van je wil en gebruik je bij bewegingen van de skeletspieren en bij waarnemingen door je zintuigen.
antagonisten (spierstelsel)
Spieren die in tweetallen werken en een tegengestelde beweging veroorzaken.
autonoom zenuwstelsel (‘zelfstandig’ zenuwstelsel)
Staat niet onder invloed van de wil. Regelt de werking van darmen, longen, hart en andere inwendige organen.
axon
Afvoerend deel van een zenuwcel; voert impulsen vanaf het cellichaam naar andere zenuwcellen, spieren of klieren.
biceps
buigspier van de arm
bijziend
Dichtbij wel scherp kunnen zien, in de verte niet; beeld is scherp voor het netvlies.
blinde vlek
Plaats in het netvlies waar de oogzenuw en bloedvaten door het netvlies gaan; bevat geen staafjes of kegeltjes.
cellen van Schwann
Cellen rondom een uitloper van een zenuwcel waaruit de myelineschede bestaat.
cellichaam
onderdeel van een zenuwcel, bevat de kern
centraal zenuwstelsel (CZS)
grote hersenen, kleine hersenen, hersenstam en ruggenmerg
chiasma opticum
de gedeeltelijke kruising van beide oogzenuwen
dendriet
Aanvoerend deel van een zenuwcel; ontvangt informatie en geeft het door naar het cellichaam.
doelwitcel
cellen met receptoren voor een bepaald hormoon
drempelwaarde
De minimale sterkte van een adequate prikkel die nodig is om een zintuigcel te laten reageren.
duurtraining
training gericht op het vergroten van het uithoudingsvermogen
dwarsgestreept spierweefsel
Spierweefsel in skeletspieren en de hartspier, vertoont onder de microscoop dwarse strepen door de rangschikking van de spierfibrillen.
effector
Een spier of een klier; organen die in een regelkring de afwijking van de norm corrigeren.
eilandjes van Langerhans
groepjes hormoonproducerende cellen in de alvleesklier. Sommige produceren insuline, andere glucagon (zie insuline en glucagon).
endocriene klier
Een klier die zijn product afgeeft aan het bloed.
evenwichtszintuig
Zintuig dat veranderingen in de stand van je hoofd waarneemt.
gele vlek
Plaats in het netvlies recht achter de lens, waarmee je het scherpst kunt zien; bevat alleen kegeltjes.
gemengde zenuw
een zenuw met bundels uitlopers van zowel sensorische als motorische zenuwcellen
gezichtsbedrog
Ontstaat als je hersenen van de informatie uit je ogen een beeld maken dat niet klopt met de werkelijkheid.
glad spierweefsel
Spierweefsel dat uit aparte cellen bestaat, komt voor in de huid en rondom holle organen als bloedvaten, blaas en darmen.
glucagon
Hormoon van de eilandjes van Langerhans in de alvleesklier; stimuleert bij een glucosedaling de afbraak van leverglycogeen tot glucose, waardoor er meer glucose in het bloed komt.
grote hersenen
Verwerken informatie uit zintuigen en starten bewegingen van spieren; is de plaats van het denken, de emoties, het plannen, het herinneren en het bewust worden.
halveringstijd
De tijd die nodig is om de hoeveelheid van een hormoon voor de helft af te breken.
hartspierweefsel
Dwarsgestreept spierweefsel van de hartspier, de vezels vormen een vertakte netstructuur.
hersenschors
De plek waar hersencellen alle binnenkomende informatie verwerken.
hersenstam
De verbinding tussen ruggenmerg en de rest van de hersenen; dit hersendeel bevat de centra voor het regelen van automatische functies, bijvoorbeeld de ademhaling.
hoornvlies
het doorzichtige deel van het harde (witte) oogvlies aan de buitenkant van je ogen
hormoon
Een boodschapperstof die via het bloed bij zijn doelwitcellen komt.
hypofyse
centrale hormoonklier, zo groot als een erwt; net onder het midden van de grote hersenen
hypothalamus
Deel van de hersenen, vlak boven de hypofyse, koppelt zenuwstelsel en hormoonstelsel; maakt neurohormonen die de hypofyse beïnvloeden.
impuls
Ontlading van een deel van een celmembraan die zich over een zenuwcel verplaatst.
impulsen
elektrische activiteit van zenuwcellen
insnoering
tussenruimte tussen opeenvolgende cellen van Schwann rondom een uitloper van een zenuwcel
insuline
Hormoon van de eilandjes van Langerhans in de alvleesklier; stimuleert bij een glucose stijging de opname van glucose uit het bloed door de cellen waardoor het glucosegehalte in het bloed daalt. Stimuleert in de spieren en de lever de omzetting van glucose in glycogeen.
iris
het gekleurde deel van het oog rond de pupil
kegeltjes
zintuigcellen in het netvlies, geschikt om kleuren mee waar te nemen
kleine hersenen
Coördineren de uitgezonden informatie naar je spieren, zodat je bewegingen vloeiend en soepel verlopen.
kleurenblind
problemen met het onderscheiden van kleuren
krachttraining
training gericht op het versterken van de spieren
motorisch eindplaatje
een synaps die eindigt op een spier
motorische schors
Deel van de hersenschors voor het aansturen van spieren (of klieren)
motorische zenuwcel
Zenuwcel die informatie van het CZS naar spieren of klieren brengt.
motorprogramma
Dit vormt de ‘software’ waarmee het zenuwstelsel je spieren nauwkeurig en snel kan bedienen.
myelineschede
Een isolerende laag rondom de uitlopers van een zenuwcel, bestaat uit cellen van Schwann.
myoglobine
Een spiereiwit, vergelijkbaar met hemoglobine, dat zuurstof kan binden en afgeven.
myosine
eiwitmolecuul in spierfibrillen
nachtblind
problemen met het zien wanneer er weinig licht is
natriumkanalen
Kanalen in het membraan van een zenuwcel die een rol spelen bij de impulsgeleiding.
negatieve terugkoppeling
Een correctie door een effector waardoor je teruggaat naar de oorspronkelijke normwaarde. Dit herstelt bijvoorbeeld de lichaamstemperatuur of het bloedsuikergehalte.
netvlies
vlies in het oog met lichtgevoelige zintuigcellen: staafjes en kegeltjes
neurohormonen
hormonen, gemaakt door zenuwcellen in de hypothalamus
neuron
zenuwcel
neurotransmitter
Een stof, opgeslagen in kleine blaasje vlakbij de synaps, waarmee zenuwcellen andere cellen stimuleren of remmen.
Hoi Gast!