basisstof 6

0keer geoefend
Woorden in deze lijst (49)
Origineel
- milieu
- leefomgeving
- ecologie
- bestudering van relaties tussen organismen en hun milieu
- relaties
- verbanden(betrekkingen) tussen organismen en hun milieu
- biotische factoren
- invloeden van organismen (de levende natuur)
- abiotische factoren
- invloeden van alles wat geen organisme is (bijv. weer, licht, water, enz.)
- niveaus
- verschillende delen van relaties tussen organismen en hun milieu (individu, populatie, levensgemeenschap, ecosysteem.)
- individu
- één enkel organisme (behoort bijna altijd tot een populatie)
- populatie
- een groep individuen binnen een bepaald gebied die zich onderling voortplanten.
- levensgemeenschap
- alle populaties in een gebied samen
- ecosysteem
- een bepaald gebied waarin biotische en abiotische factoren samen een eenheid vormen
- biotoop
- alle abiotische factoren samen
- planteneters
- dieren die planten eten
- vleeseters
- dieren die vlees (andere organismen) opeten
- voedselketen
- een reeks soorten organismen, waarbij elke een voedselbron is voor de andere (elke voedselketen heeft een plantensoort als eerste schakel)
- voedselweb / voedselnet
- Het geheel van voedselrelaties in een ecosysteem
- alleseters
- organismen die zowel planten als andere dieren eten
- fotosynthese
- water + koolstofdioxide + licht wordt omgezet (in groene plantendelen) tot glucose en zuurstof
- producenten
- bevinden zich in de eerste schakel van voedselketens (planten)
- consumeren
- eten
- consumenten van de eerste orde
- planten
- consumenten van de tweede orde
- planteneters
- consumenten van de derde (en volgende) orde
- vleeseters
- afvaleters
- dieren die dode resten van planten en dieren als voedsel gebruiken
- reducenten
- schimmels en bacteriën die stoffen uit dode resten van organismen omzetten in koolstofdioxide, water en mineralen
- kringloop
- alle stoffen samen die een kringloop vormen (reducenten maken de kringloop van stoffen in een ecosysteem compleet.
- verdamping (in oceanen en zeeën)
- als water door warmte verdampt en opstijgt.
- waterdamp
- het verdampte water (dit gaat wolken vormen)
- condensatie
- als waterdamp weer vloeibaar wordt
- neerslag
- water dat door het condenseren van waterdamp neervalt
- koolstofdioxide
- de vorm waarin koolstof voorkomt in de lucht (producenten gebruiken koolstofdioxide om fotosynthese te maken)
- glucose
- een energierijke stof (die ontstaat door fotosynthese, tijdens de fotosynthese wordt een deel van de glucose verbruikt bij verbranding in de planten)
- plantaardige energierijke stoffen
- een deel van gevormde glucose dat wordt omgezet in energierijke stoffen (bijv. eiwitten, koolhydraten, enz.)
- dierlijke energierijke stoffen
- als plantaardige energierijke stoffen in het dier terecht komen (door planten te eten) en als bouwstoffen worden gebruikt
- piramide van aantallen
- hier in kan, hoeveel individuen elke schakel heeft, worden weergegeven
- biomassa
- het totale gewicht van alle energierijke stoffen in een organisme
- piramide van biomassa
- hier in kan, de biomassa van elke schakel, worden weergeven
- optimale omstandigheden
- als alle biotische en abiotische factoren de meest gunstige waarden hebben (dan is de kans dat een populatie groeit het grootst)
- populatiegrootte
- de grootte van een populatie (schommelt door de jaren heen om een evenwichtswaarde), is afhankelijk van biotische en abiotische factoren.
- biologisch evenwicht
- evenwichtswaarde van populaties (er moeten bijv. niet veel meer konijnen dan vossen zijn)
- klimaat
- temperatuur, licht, lucht en water samen
- optimumkromme
- een diagram waarin de minimale, beste en maximale temperatuur waarin een bepaald organisme kan leven is weergegeven
- verwering
- kieren, scheurtjes en barsten die door wind, regen en vorst in een steen ontstaan.
- pionierecosysteem
- het eerste ecosysteem dat op een onbegroeid terrein ontstaat (heeft weinig soorten planten en dieren, bijna alleen maar individuen)
- humus
- een mengsel van stoffen die uit resten van organismen zijn vrijgekomen met reducenten
- bodem
- een dun laagje dat door humus op een rots ontstaat (hier kunnen mossen en kruidachtige planten groeien, die korstmossen verdringen, waardoor nieuwe diersoorten zich er vestigen)
- successie
- een opeenvolging van verschillende planten- en diersoorten
- climaxecosysteem
- eindstadium successie waaruit een meestal soortrijk ecosysteem is ontstaan, wanneer de abiotische factoren constant zijn geworden.
- autotroof
- een organisme dat geen andere organismen nodig heeft als voedsel.
- heterotroof
- een organismen die zich voedt met andere organismen vanwege engergierijke stoffen, omdat die uit energiearme abiotische stoffen zelf geen energierijke stoffen kan maken.