All Right! - 1 VWO/GYMNASIUM - Schotland - Speaking & Conversation - NED/ENG - EXPRESSIONS
Woorden in deze lijst (25)
Origineel
- Hallo?
- Hello?
- Hallo, met Hamish van de Royal High School.
- Hello, this is Hamish calling from the Royal High School.
- Hallo, mag ik alstublieft met Dhr. Smith spreken?
- Hello, may I speak to Mr. Smith, please?
- Met wie spreek ik?
- Who’s speaking, please?
- Hallo, spreek ik met Dhr. Smith?
- Hello, am I speaking to Mr. Smith?
- (Ja.) U spreekt met John Smith.
- (Yes.) This is John Smith speaking.
- Hoi, Amy. Met Hamish. Is je broer thuis?
- Hi, Amy. It’s Hamish. Is your brother in?
- Sorry, hij is niet thuis. Kan ik een bericht doorgeven?
- Sorry, he’s not in right now. Can I take a message?
- Bedankt voor het bellen. Dag.
- Thanks for calling. Goodbye.
- Ik heb doordeweeks school van 8:30 tot 15:30 uur.
- I’ve got school on weekdays from 8:30 a.m. to 3:30 p.m.
- Zou morgenmiddag om 16:00 uur je schikken?
- How about four o’clock tomorrow afternoon?
- Ik heb woensdagochtend een vergadering om kwart voor negen.
- I have a meeting at (a) quarter to nine on Wednesday morning.
- De afspraak is op de 25ste om half acht ’s avonds.
- The appointment is at half (past) seven in the evening on the 25th.
- Hoe laat is het? – 12 uur.
- What time is it? – It’s noon.
- Hoe heet je? – Ik heet Hamish.
- What’s your name? – My name is Hamish.
- Hoe oud ben je? – Ik ben 14.
- How old are you? – I’m 14 (years old).
- Waar woon je? – Ik woon in Edinburgh.
- Where do you live? – I live in Edinburgh.
- Met wie woon je? – Ik woon met mijn gezin.
- Who do you live with? – I live with my family.
- Wat is je favoriete plaats? – Mijn favoriete plaats is Edinburgh.
- What is your favourite place? – My favourite place is Edinburgh.
- Wat is je favoriete ding (object) en waarom? – Mijn telefoon want ik kan niets zonder.
- What’s your favourite thing and why? – My mobile because I can’t do anything without it.
- Edinburgh is precies groot genoeg.
- Edinburgh is just the right size.
- Het is een interessante plaats.
- It’s an interesting place.
- Mijn kilt heeft een zak voor een telefoon.
- My kilt has a pocket for a mobile.
- Mijn telefoon ziet eruit als een minitablet.
- My mobile looks like a tiny tablet.
- Het kan alles in de gaten houden.
- It can keep track of everything.
