Nectar - 1 vwo - Hoofdstuk 6 - Je groene omgeving

Nectar - 1 vwo - Hoofdstuk 6 - Je groene omgeving

Woorden in deze lijst (64)

aanpassing
eigenschap waardoor een organisme in een bepaalde omgeving kan overleven
abiotische factoren
invloeden uit de niet-levende natuur, bijvoorbeeld de temperatuur
afvaleters
bodemdieren die het afval van producenten en consumenten eten (in de voedselkringloop)
alleseters
dieren die zowel (delen van) planten als dieren eten
bacteriën
zie bacterierijk
bacterierijk
groep van de bacteriën; bacteriën bestaan uit één cel met cytoplasma, een celmembraan en een celwand; bacteriën zetten humus om in mineralen en horen daarom bij de reducenten
biodiversiteit
hoeveelheid verschillende organismen in een biotoop; hoe meer verschillende organismen, hoe groter de biodiversiteit
biotische factoren
invloeden uit de levende natuur, bijvoorbeeld een roofdier
biotoop
leefgebied van een organisme; de abiotische en biotische factoren zijn geschikt voor een organisme om daar te leven
bodemdieren
dieren die het afval uit de strooisellaag eten en het zo verkleinen
bodemprofiel
doorsnede van een bodem waarin je de verschillende lagen ziet
climaxstadium
plantengroei die uiteindelijk ontstaat door successie; in dit stadium verandert er niet veel meer
concurrenten
organismen die op één plek leven en allemaal hetzelfde voedsel eten of allemaal licht nodig hebben; bijvoorbeeld vogels in een boom die allemaal insecten eten of planten in een bos
consumenten
dieren en mensen; de gebruikers van glucose en andere voedingsstoffen (in de voedselkringloop)
dierenrijk
groep van de dieren; dieren bestaan uit cellen met cytoplasma, een celmembraan en een celkern
dierlijke mest
poep en plas van dieren zoals koeien, varkens en kippen
eb
het dalende zeewater
factoren
omstandigheden in een gebied die invloed hebben op de organismen in dat gebied
fotosynthese
uit koolstofdioxide en water ontstaat in de bladgroenkorrels glucose en zuurstof; hiervoor is ook zonlicht nodig
fytoplankton
(microscopisch) kleine plantjes die in het zeewater zweven
geslachtsnaam
naam van het geslacht waar het organisme bij hoort; het is het eerste deel van de wetenschappelijke naam van een organisme
getij
afwisseling van eb en vloed
getijdengebied
gebied tussen de hoog- en laagwaterlijn
grondlaag
onderste laag in een bodemprofiel; kan bestaan uit verschillende grondsoorten: zand, klei, leem of veen
habitat
plek waar een organisme kan leven: de abiotische factoren zijn geschikt en er is genoeg voedsel te vinden
hoogwater
hoogste stand van het zeewater
humuslaag
tweede laag in een bodemprofiel; een laag donkere korreltjes die ontstaan doordat bodemdieren het afval uit de strooisellaag klein maken
kunstmest
kleine mestkorrels met mineralen, die in een fabriek worden gemaakt
laagwater
laagste stand van het zeewater
levensgemeenschap
alle organismen die samen in een biotoop leven
mest
voeding voor planten met mineralen erin
mineralen
meststoffen die planten met hun wortels opnemen; planten hebben mineralen nodig om alle voedingsstoffen te maken die nodig zijn voor de groei
natuurlijk afval
afval afkomstig uit de natuur: afgevallen bladeren, takjes, poep, dode organismen
natuurontwikkeling
maatregelen die worden genomen om de biodiversiteit te vergroten
pioniersplant
eerste plantensoort die in een gebied groeit
piramide van aantallen
weergave van het aantal organismen in elke schakel van een voedselketen
piramide van gewicht
weergave van het gewicht van de organismen in elke schakel van een voedselketen
planteneters
dieren die alleen (delen van) planten eten
plantenrijk
groep van de planten; planten bestaan uit cellen met een celmembraan, cytoplasma, een celkern, een vacuole en bladgroenkorrels; om de cel zit een stevige celwand
producenten
groene planten: de makers van glucose en andere voedingsstoffen (in de voedselkringloop)
reducenten
schimmels en bacteriën die het natuurlijk afval afbreken, zodat de mineralen weer beschikbaar komen voor de producenten in de voedselkringloop
rijk
groep waarin organismen ingedeeld zijn; elk organisme behoort tot een van de vier rijken
schakel
stap in een voedselketen
schimmels
zie schimmelrijk
schimmelrijk
groep van de schimmels; schimmels bestaan uit cellen met een celmembraan, cytoplasma, een celkern, een vacuole en een celwand; schimmels zetten humus om in mineralen en horen daarom bij de reducenten
soort
organismen met een min of meer gelijk uiterlijk die samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen
soortaanduiding
tweede deel van de wetenschappelijke naam van een organisme; samen met de geslachtsnaam vormt het de soortnaam
strooisellaag
bovenste laag in een bodemprofiel; laagje afval van planten en dieren op de bodem
successie
ontwikkeling van de plantengroei in een gebied, van pioniersplant tot climaxstadium
tolerant
als een organisme goed tegen een bepaalde abiotische factor kan
vleeseters
dieren die alleen (delen van) dieren eten
vloed
het stijgende zeewater
voedselketen
rij organismen die elkaar eten, met pijltjes tussen de organismen
voedselkringloop
planten maken voedingsstoffen → dieren en mensen gebruiken die voedingsstoffen → afvaleters eten afval van planten, dieren en mensen → schimmels en bacteriën zetten de resten van afvaleters om in mineralen → planten maken met behulp van de mineralen weer voedingsstoffen
voedselpiramide
weergave van de organismen in elke schakel van de voedselketen; zie ook piramide van aantallen en piramide van gewicht
voedselrelatie
als het ene organisme gegeten wordt door een ander organisme
voedselweb
aantal met elkaar verbonden voedselketens
wetenschappelijke naam
Latijnse naam van een soort; bestaat uit de geslachtsnaam en de soortaanduiding
zoöplankton
(microscopisch) kleine diertjes die in het zeewater zweven
klimaatdiagram
diagram waar de gemiddelde temperatuur en neerslag van een gebied uitgezet staat
nomaden
mensen die met hun vee door de woestijn trekken, van oase naar oase
oase
vruchtbare plek in de woestijn, vaak bij een bron of een meer
woestijn
gebied waar vrijwel geen regen valt
woestijnbloei
massale groei en bloei van planten in een woestijn, na een regenbui
Hoi Gast!