Begrippen van Gebergten: vorming en afbraak
Woorden in deze lijst (17)
Origineel
- Gebergten
- Grote natuurlijke verhogingen van het aardoppervlak, vaak met steile hellingen en aanzienlijke hoogteverschillen.
- Gebergtenvorming
- Het proces waarbij gebergten ontstaan door tektonische krachten zoals plooiing en breukvorming.
- Plooiingsgebergten
- Gebergten die ontstaan door de plooiing van aardlagen als gevolg van convergentie van aardplaten.
- Breukgebergten
- Gebergten die ontstaan door breuken in de aardkorst, vaak door divergentie van aardplaten.
- Convergentie
- Het naar elkaar toe bewegen van aardplaten, wat kan leiden tot plooiing en gebergtevorming.
- Divergentie
- Het uit elkaar bewegen van aardplaten, wat kan leiden tot breukvorming en slenkvorming.
- Subductie
- Het proces waarbij een oceanische plaat onder een continentale plaat schuift, vaak leidend tot vulkanisme en gebergtevorming.
- Lithosfeer
- De buitenste laag van de aarde, bestaande uit de aardkorst en het bovenste deel van de mantel.
- Asthenosfeer
- De laag onder de lithosfeer, bestaande uit gedeeltelijk gesmolten gesteente dat plastisch is.
- Slenk
- Een langwerpig gebied dat tussen twee breuken in de aardkorst is gezakt.
- Horst
- Een stuk aardkorst dat langs breuken omhoog is gekomen.
- Riftzone
- Een gebied waar de aardkorst uit elkaar wordt getrokken, vaak gekenmerkt door slenken.
- Verwering
- Het proces waarbij gesteente afbreekt door invloeden van weer en klimaat.
- Erosie
- Het proces waarbij verweringsmateriaal door wind, water of ijs wordt verplaatst.
- Sedimentatie
- Het proces waarbij verplaatst verweringsmateriaal wordt afgezet.
- Jong gebergte
- Gebergten jonger dan 100 miljoen jaar, gekenmerkt door scherpe pieken en groot reliëf.
- Oud gebergte
- Gebergten ouder dan 100 miljoen jaar, gekenmerkt door afgeronde vormen en minder reliëf.