AARDE Klimaat
Woorden in deze lijst (58)
Origineel
- actualiteitsprincipe
- De aanname dat processen op aarde in het verleden op een vergelijkbare wijze verliepen als nu.
- aerosolen
- Stofdeeltjes in de lucht.
- albedo
- Weerkaatsing van zonlicht door het aardoppervlak.
- aride zone
- Landschapszone gekenmerkt door een lage hoeveelheid neerslag, waardoor woestijn en steppe overheersen.
- atmosferische circulatie
- Algemeen systeem van luchtstromen op aarde en de daarbij behorende lage- en hogedrukgebieden.
- boreale zone
- Landschapszone gekenmerkt door grote verschillen in temperatuur tussen zomer en winter, waarbij de winters koud zijn. Er groeit hier hoofdzakelijk naaldwoud.
- catastrofale klimaatverandering
- Klimaatverandering die abrupt tot stand komt.
- conditionele factor
- Oorzaak voor klimaatverandering die op zeer lange tijdschaal speelt; in de context van de ijstijden in het Kwartair is dit de ligging van de continenten.
- corioliseffect
- Het effect dat luchtstromen een zijwaartse afwijking krijgen door de draaiing van de aarde. Op het noordelijk halfrond is deze afwijking naar rechts, op het zuidelijk halfrond naar links.
- diepwaterpomp
- Proces waarbij koud en zout water zinkt, het drijft de thermohaliene circulatie aan.
- El Niño
- Toestand van de equatoriale Grote Oceaan, waarbij oceaanwater richting Peru stroomt en daar opwelling van koud diepzeewater belemmert.
- El Niño – zuidelijke oscillatie (ENSO)
- Het gehele systeem van El Niño, La Niña en de zuidelijke oscillatie samen.
- energietransitie
- Geleidelijke omschakeling van energievoorziening uit fossiele brandstoffen naar duurzame energie.
- externe variabiliteit
- Klimaatveranderingen door veranderingen van buiten het klimaatsysteem, bijvoorbeeld vulkaanuitbarstingen en variaties in de zonneactiviteit.
- extreem weer
- Weertype dat ongebruikelijk heftig is, zoals storm, hevige regen en langdurige droogte.
- geleidelijke klimaatverandering
- Klimaatveranderingen die langzaam tot stand komt.
- gematigde zone
- Landschapszone gekenmerkt door milde winters, koele zomers en voldoende vocht, waardoor er loofbossen groeien. Momenteel dichtbevolkt en in hoge mate in gebruik door de landbouw.
- hogedrukgebied
- Een gebied met een hoge luchtdruk, dat ontstaat doordat lucht daalt.
- interne variabiliteit
- Klimaatveranderingen door veranderingen binnen het klimaatsysteem zelf, bijvoorbeeld ENSO.
- intertropische convergentiezone (ITCZ)
- Lagedrukgebied rond de evenaar.
- IPCC
- Intergovernmental Panel on Climate Change, instelling van de VN die advies geeft over klimaatverandering.
- klimaatbeleid
- Beleid dat specifiek gericht is op het tegengaan van klimaatverandering door menselijk handelen en het beperken van de gevolgen ervan.
- klimaatfactoren
- Oorzaken voor klimaatverschillen.
- klimaatgebied
- Groot gebied met sterke overeenkomsten in klimaat.
- klimaatmodel
- Wiskundig model dat het klimaat simuleert.
- kortgolvige straling
- Straling die bestaat uit elkaar kort opvolgende trillingen, in de context van het hoofdstuk afkomstig van de zon.
- koude zeestroom
- Zeestroom die afkomstig is uit een kouder gebied.
- Kwartair
- Geologisch tijdvak van de afgelopen 2,6 miljoen jaar.
- lagedrukgebied
- Een gebied met een lage luchtdruk, dat ontstaat doordat lucht opstijgt.
- landschapszone
- Groot gebied met sterke overeenkomsten in landschap.
- langgolvige straling
- Straling die bestaat uit relatief trage trillingen, in de context van het hoofdstuk afkomstig van het door kortgolvige straling opgewarmde aardoppervlak.
- La Niña
- Toestand van de equatoriale Grote Oceaan, waarbij oceaanwater richting Indonesië stroomt en opwelling van koud diepzeewater bij Peru stimuleert.
- methaan
- Broeikasgas dat vrijkomt als je naar de wc gaat, uit mest en bij het ontdooien van permafrost.
- Milanković-variabelen
- De variabelen excentriciteit, scheefheid en precessie, waardoor er cyclische variaties in de baan van de aarde plaatsvinden.
- moesson
- Wind die van de subtropische hogedrukgebieden richting de evenaar waait, die vervolgens kruist en van richting verandert. Op het noordelijk halfrond komt de moesson uit het zuidwesten, op het zuidelijk halfrond uit het noordwesten.
- negatief terugkoppelingsmechanisme
- Proces dat hetgeen waardoor het in werking wordt gezet, verzwakt.
- oceanische circulatie
- Containerbegrip voor alle oceaan- en zeestromen.
- paleoklimaat
- Klimaat in het verleden.
- passaat
- Wind die van de subtropische hogedrukgebieden (30° NB en ZB) richting de evenaar waait. Op het noordelijk halfrond komt deze uit het noordoosten, op het zuidelijk halfrond uit het zuidoosten.
- permafrost
- Permanent bevroren toendrabodem. In de zomer ontdooit alleen de bovenste laag.
- PETM (Paleoceen-Eoceen Thermisch Maximum)
- Korte periode van vrij abrupte opwarming 56 miljoen jaar geleden.
- polaire zone
- Landschapszone rond de polen met ijskappen, gletsjers en toendra.
- positief terugkoppelingsmechanisme
- Proces dat hetgeen waardoor het in werking wordt gezet, versterkt.
- projectie
- Resultaat van een doorrekening van een model om een inschatting te geven van omstandigheden in de toekomst, gebaseerd op een reeks aannames.
- stralingsbalans
- Het dynamisch evenwicht in inkomende en uitgaande straling op aarde.
- sturende mechanismen
- Externe oorzaak voor klimaatverandering; in de context van de ijstijden in het Kwartair zijn dit Milanković-variabelen.
- subtropische zone
- Landschapszone op de overgang van de aride en gematigde zones, gekenmerkt door citrusvruchten.
- terugkoppelingsmechanisme
- Proces dat invloed heeft op hetgeen waardoor het in werking wordt gezet.
- tropische zone
- Landschapszone rond de evenaar, gekenmerkt door tropisch regenwoud, savanne en tropische landbouw.
- versterkt broeikaseffect
- Het deel van het broeikaseffect dat wordt veroorzaakt door menselijk handelen. Het gaat hierbij met name om de uitstoot van koolstofdioxide.
- verzuring van de oceaan
- Het zuurder worden van de oceaan, waardoor de vorming van kalk lastiger wordt.
- voedsel schaarste
- Tekort aan voedsel, al dan niet veroorzaakt door klimaatverandering.
- warme zeestroom
- Zeestroom die afkomstig is uit een warmer gebied.
- wet van Buys Ballot
- Zie corioliseffect.
- zeeijs
- Bevroren zeewater, dat door mondiale opwarming kan afsmelten.
- zeespiegelstijging
- Een toename in de hoogte van de zeespiegel, in de context van global warming het gevolg van het afsmelten van ijskappen en gletsjers en (in mindere mate) het uitzetten van zeewater.
- zeestroom
- Dominante stroming op zee, vaak in de richting van de overheersende wind en daardoor aangedreven.
- zuidelijke oscillatie
- Voortdurende verandering in het luchtdrukverschil over de Grote Oceaan tussen Indonesië en Peru. De veranderingen kennen een min of meer vast patroon (cyclus).