1.1 Rivieren: kenmerken

1.1 Rivieren: kenmerken

Woorden in deze lijst (22)

benedenloop
laagste deel van een rivier, net voordat zij in de zee stroomt
bovenloop
het begin van een rivier, het bovenste deel dat meestal in de bergen stroomt
debiet
de totale hoeveelheid water die een rivier afvoert op een bepaalde plek per tijdseenheid (sec.)
doodtij
de situatie waarin het verschil tussen vloed en eb minimaal is
dwarsprofiel
bestaat uit winterdijken, uiterwaarden en zomerdijken
lengteprofiel
de doorsnede van een rivier vanaf de bron tot de monding, bestaande uit boven-, midden- en benedenloop
middenloop
middelste deel van een rivier, tussen boven- en benedenloop
neerslagregiem
de verdeling van de hoeveelheid neerslag over een bepaalde periode, bijvoorbeeld een jaar
ontbossing
het verdwijnen van bos door menselijke activiteiten
piekafoer
de maximale afvoer tijdens een hoogwaterperiode
regiem
de schommelingen in de waterafvoer van een rivier gedurende een jaar
springtij
de situatie van hoge vloed en lage eb
stroomgebied
gebied waarbinnen al het regen- en smeltwater via een hoofdrivier naar zee stroomt
stroomstelsel
een rivier met al haar zijrivieren
uiterwaard
gebied tussen rivier en de winterdijk dat overstroomt wanneer de rivier buiten haar oevers treedt
verhang
het gemiddelde verval per kilometer
verstening
door toegenomen verstedelijking neemt het oppervlak van straten en wegen toe, waardoor regenwater sneller afspoelt
vertraingstijd
de hoeveelheid tijd die water nodig heeft om na een regenbui in de rivier te komen
verval
het hoogteverschil tussen twee punten langs een rivier
waterscheiding
de grens tussen twee stroomgebieden
winterbed
het gebied tussen de beide winterdijken dat bestaat uit zomerbed en uiterwaard
zomerbed
de bedding waar de rivier ’s zomers doorheen stroomt
Hoi Gast!